Eenheden definities
De eenheden waar het bij deze omrekening om gaat zijn minuten en uren. Zo zijn ze gedefinieerd:
Minuten
De minuut is een eenheid van tijd of van hoek. Als tijdseenheid is de minuut (symbool: min) gelijk aan 1⁄60 (de eerste sexagesimale breuk) van een uur, ofwel 60 seconden. In de UTC-tijdstandaard heeft een minuut in zeldzame gevallen 61 seconden, een gevolg van schrikkelseconden (er is een bepaling om een negatieve schrikkelseconde in te voegen, wat zou resulteren in een minuut van 59 seconden, maar dit is nog nooit gebeurd in meer dan 40 jaar onder dit systeem). Als hoekeenheid is de boogminuut gelijk aan 1⁄60 van een graad, of 60 seconden (van de boog). Hoewel het geen SI-eenheid is voor tijd of hoek, wordt de minuut aanvaard voor gebruik met SI-eenheden voor beide. De SI-symbolen voor minuten zijn min voor tijdmeting en het priemgetal na een getal, bijv. 5′, voor hoekmeting. Het priemgetal wordt soms ook informeel gebruikt om minuten aan te duiden. In tegenstelling tot het uur heeft de minuut (en de seconde) geen duidelijke historische achtergrond. Wat wel traceerbaar is, is dat men er in de Middeleeuwen mee is begonnen vanwege de mogelijkheid om “precisie”-uurwerken te bouwen (mechanische en waterklokken). Er zijn echter nooit consistente gegevens gevonden over de oorsprong van de deling als 1⁄60 deel van het uur (en het tweede 1⁄60 deel van de minuut), ondanks vele speculaties.
Uren
Een uur (symbool: h; ook afgekort tot hr.) is een tijdseenheid die conventioneel wordt gerekend als 1⁄24 van een dag en wetenschappelijk wordt gerekend als 3,599-3,601 seconden, afhankelijk van de omstandigheden. Het seizoensgebonden, tijdelijke of ongelijke uur werd in het oude Nabije Oosten vastgesteld als 1⁄12 van de nacht of van de dag. Dergelijke uren varieerden naar gelang van het seizoen, de breedtegraad en het weer. Het werd vervolgens verdeeld in 60 minuten, elk van 60 seconden. Het Oost-Aziatische equivalent was de shi, die 1⁄12 van de schijnbare zonnedag was; een soortgelijk systeem werd uiteindelijk ontwikkeld in Europa, waar het gelijke of equinoctiale uur werd gemeten als 1⁄24 van zulke dagen, gemeten van middag tot middag. De kleine variaties van deze eenheid werden uiteindelijk afgevlakt door er 1⁄24 van de gemiddelde zonnedag van te maken, gebaseerd op de meting van de doorgang van de zon langs de hemelevenaar in plaats van langs de ecliptica. Dit werd uiteindelijk verlaten vanwege de geringe vertraging die wordt veroorzaakt door de getijde-afremming van de aarde door de maan. In het moderne metrieke stelsel zijn uren een geaccepteerde eenheid van tijd gelijk aan 3.600 seconden, maar een uur van de gecoördineerde universele tijd (UTC) kan een positieve of negatieve schrikkelseconde bevatten, waardoor het 3.599 of 3.601 seconden duurt, om het binnen 0,9 seconden van de universele tijd te houden, die is gebaseerd op metingen van de gemiddelde zonnedag op 0° lengtegraad.