Het effect is gebaseerd op de volgende maatregelen:
- Tussen het compressorwiel (compressie van de inlaatlucht) van de turbocompressor en het sluiten/sluiten van de gasklep wordt een deel van de geaccumuleerde lucht afgetakt (zie ook recirculatieklep)
- Het andere deel van de lucht wordt naar de cilinder gevoerd, gemengd met brandstof en ingevet
- De omgeleide lucht wordt teruggevoerd naar het turbinewiel (normaal aangedreven door het uitlaatgas) van de turbocompressor
- Het ontstekingstijdstip wordt verschoven naar ca. Het rijke en te laat ontstoken mengsel in de cilinder wordt gedeeltelijk onverbrand wanneer het via de uitlaatklep de cilinder verlaat.
De omgeleide verse lucht wordt vóór het turbinewiel toegevoegd, zodat de vertraagde verbranding vóór het turbinewiel wordt voortgezet. In sommige gevallen vindt de verbranding nog steeds in de uitlaat plaats, zodat er vlammen uit de uitlaat kunnen spatten.
Daardoor blijft de turbocompressor op hoge toeren, ook al is het gas verwijderd. De maatregel wordt bijzonder doeltreffend geacht indien het wedstrijdreglement een luchtrestrictor voorschrijft. De restrictor vertraagt het op toeren komen van een geremde turbocompressor, wat ALS moet voorkomen.
De nadelen zijn
- Hoger brandstofverbruik
- Vermindering van de levensduur van het uitlaatsysteem (minder relevant voor raceauto’s)