Het Argonaut geslacht vertoont extreem sexueel dimorfisme, wat betekent dat de vrouwtjes van deze soorten veel groter zijn dan de mannetjes, tot wel 30 keer groter om precies te zijn. Terwijl de mannetjes semelparous zijn, dat wil zeggen dat ze maar één keer paren en dan sterven, zijn de vrouwelijke Argonauten iteroparous, dat wil zeggen dat ze tijdens hun leven meerdere keren eieren leggen.
De Argonauten staan ook bekend als papieren nautilussen, omdat de schaal van het vrouwtje zo dun is als een velletje papier.
De schaal of eierschaal is een kenmerk dat de vrouwelijke Argonauten kenmerkt, omdat de mannetjes niet het vermogen bezitten om eierschalen te maken met hun rug-tentakels. De rugtentakels van de vrouwtjes daarentegen scheiden calciet af uit hun uiteinden. Terwijl de meeste schelpen van andere organismen uit aragoniet bestaan, bestaan de schelpen van argonauten uit drie lagen calciet, met een hogere concentratie magnesiumcarbonaat dan de schelpen van andere koppotigen.
Voorheen dacht men dat argonauten niet in staat waren om hun eigen schelpen te maken. In plaats daarvan werd gedacht dat ze schelpen overnamen die door andere organismen waren achtergelaten, vergelijkbaar met de heremietkreeft. Jeanne Villepreux-Power, ook bekend als de moeder van de aquaria, was de eerste die in 1832 experimenteel aantoonde dat Argonauten hun eigen eierschaal kunnen produceren. Zij deed dat door de schaal door te prikken en geduldig te wachten tot de vrouwtjes zouden beginnen met het herstellen ervan. Zij was ook de eerste die observeerde hoe de Argonauten de schaal gebruikten als broedkamer door de octopussen te observeren tijdens de bevruchting en het broedseizoen, van augustus tot december.
De mannelijke arm die het sperma draagt, staat bekend als hectocotylus en komt los van het mannetje zodra hij in de mantelholte van het vrouwtje is gestoken. Bij mannelijke Argonauten is, in tegenstelling tot andere mannelijke octopussen, de derde linkerarm hectocotylus in plaats van de derde rechterarm. Het Argonautenvrouwtje kan meerdere hectocotylussen van verschillende mannetjes opslaan en deze gebruiken wanneer zij haar eieren moet bevruchten. Tijdens de broedperiode verdrievoudigt het Argonautvrouwtje de grootte van haar schaal om voldoende ruimte te maken voor de zich ontwikkelende eieren.
Er is een verbazingwekkende evolutionaire theorie over het bestaan van de eischaal. Ooit was er een zeeweekdier, ammonieten genaamd. De meeste soorten van de ammonieten zijn uitgestorven als gevolg van de uitsterving van het Krijt-Paleogeen. Sommige wetenschappers speculeren dat na hun uitsterven, de vrouwelijke Argonauten de schelpen van de ammonieten gebruikten om zich te verbergen en hun eieren te leggen. Geleidelijk aan, volgens deze wetenschappers, werden zij in staat om deze schelpen te herstellen en uiteindelijk hun eigen eieren te produceren.
Uit experimenten is gebleken dat de vrouwelijke Argonaut niet lang kan overleven buiten haar schelp.