Korrelgrootte
De korrelgrootte weerspiegelt de diepte waarop gesmolten gesteenten in de aarde worden gevormd. De indeling van stollingsgesteenten kan worden gebaseerd op hun overheersende korrelgrootte. Er kunnen drie soorten gesteenten worden onderscheiden:
- Vulkanische gesteenten: stollen dicht bij het aardoppervlak. Omdat ze snel afkoelen hebben ze een fijnkorreligere matrix (grondmassa genoemd). Zij kunnen enkele grotere kristallen bevatten die zich eerder op grotere diepte hebben gevormd (fenokristen genoemd).
- Hypabyssale of subvulkanische gesteenten: ontstaan op middeldiepe diepte (in het algemeen als dykes en sills) en hebben dus de neiging middelmatig korrelig te zijn.
- Plutonische gesteenten: ontstaan dieper in de aarde en door de langzamere afkoeling kunnen zij als grofkorrelige gesteenten kristalliseren.
Silicagehalte
Silicagehalte (SiO2) bepaalt ook de mineralen die uitkristalliseren en wordt gebruikt om stollingsgesteenten als volgt verder in te delen:
- Zuur: gesteenten met meer dan 63% siliciumdioxide (voornamelijk veldspaatmineralen en kwarts), bijv.bijv. graniet.
- Basisch: gesteenten die ongeveer 45 tot 55% silica bevatten (voornamelijk mafische mineralen plus plagioklaas veldspaat en/of veldspaatmineralen), bijv. basalt.
- Ultrabasisch: gesteenten die meestal minder dan 45% silica bevatten (voornamelijk mafische mineralen zoals olivijn en pyroxeen), bijv.bijv. peridotiet.
Silicagehalte
Dit is vergelijkbaar met silicagehalte, maar maakt onderscheid mogelijk tussen veldspaathoudende en veldspaatloze gesteenten. Veldspaatachtigen behoren tot een groep van gesteentevormende mineralen die chemisch vergelijkbaar zijn met de veldspaten, maar minder silica bevatten. Dit schema deelt stollingsgesteenten in drie categorieën in:
- Onvoldoende met kiezelzuur verzadigde gesteenten kristalliseren kiezelzuurarme mineralen zoals veldspaat of olivijn.
- Gesteenten die juist verzadigd zijn met kiezelzuur zullen geen veldspaat of kwarts bevatten.
- Bij die welke oververzadigd zijn in kiezelzuur zal kwarts onder de mineralen kristalliseren.
Internationale classificatie
Het classificatieschema van de International Union of Geological Sciences (IUGS) is het standaardschema voor stollingsgesteenten en gebruikt de aanwezige mineralen om ze in te delen. Het schema heeft de vorm van driehoekige diagrammen waarbij elk punt van de driehoek 100% van een mineraal voorstelt. Het verdeelt de gesteenten in veldspaathoudende gesteenten (b.v. nefelien, sodaliet) en veldspaatvrije gesteenten. Vervolgens worden de relatieve percentages kwarts (Q), plagioklaas (P) en alkaliveldspaten (A) bepaald. De waarden van Q, P en A bepalen een bepaald veld voor elk type gesteente. Vergelijkbare schema’s classificeren ook ultramafische gesteenten (maar dan met olivijn, orthopyroxeen en clinopyroxeen) en gabbroïsche gesteenten.
TAS-classificatie
Het TAS-classificatieschema (Total Alkalis vs Silica) gebruikt chemie om vulkanische gesteenten te classificeren. De analyse wordt herberekend tot 100% na verwijdering van water (H2O) en kooldioxide (CO2). Het is een eenvoudige X-Y grafiek met op de X-as siliciumdioxide (SiO2) Wt% en op de Y-as alkaliën (Na2O+K2O) Wt%.
Referentie
Le Maitre, R.W., 1989. A classification of igneous rocks and glossary of terms. Blackwell Scientific Publications, 193p.
Termen gebruikt op deze pagina
- Felsisch: gesteenten die voornamelijk veldspaatmineralen en kwarts bevatten, bijv. graniet.
- Mafisch: gesteenten die voornamelijk pyroxenen en olivijn bevatten plus plagioklaas veldspaat en/of veldspaatmineralen, bijv. basalt.
- Pyroklastisch: gesteenten die bestaan uit gefragmenteerd materiaal van vulkanen.