common carrier

COMMON CARRIER, contracten. Iemand die zich tegen betaling verbindt om goederen van wie dan ook die hem in dienst willen nemen, van plaats naar plaats te vervoeren. 1 Pick. 50, 53; 1 Salk. 249, 250; Story, Bailm. Sec. 495 1 Bouv. Inst. n. 1020.
2. Er zijn in het algemeen twee soorten vervoerders, namelijk vervoerders over land en vervoerders over water. Tot de eerstgenoemde categorie behoren de eigenaars van postkoetsen, goederenwagons of expressekoetsen, die tussen verschillende plaatsen rijden en goederen voor rekening van derden vervoeren; ook vrachtwagenchauffeurs, ploegrijders, wagenmakers en kruiers, die zich verbinden tot het voor rekening van derden vervoeren van goederen van een deel van een stad naar een ander deel van een stad, worden beschouwd als gemene vervoerders. Vervoerders over water zijn de kapiteins en eigenaars van schepen en stoomboten die zich bezighouden met het vervoer van goederen voor personen in het algemeen, voor rekening van derden, en lichters, hoymen, barge-owners, ferrymen, canal boatmen, en anderen die op soortgelijke wijze tewerkgesteld zijn, worden ook als zodanig beschouwd.
3. Volgens het gewoonterecht is een “common carrier” in het algemeen aansprakelijk voor alle schade die kan ontstaan aan goederen die in de uitoefening van zijn bedrijf aan hem zijn toevertrouwd, tenzij hij kan bewijzen dat de schade het gevolg is van een daad van God of van de vijanden van de Verenigde Staten, dan wel door toedoen van de eigenaar van de goederen. 8 S. & R. 533; 6 John. R. 160; 11 John. R. 107; 4 N. H. Rep. 304; Harp. R. 469; Peck. R. 270; 7 Yerg. R. 340; 3 Munf. R. 239; 1 Conn. R. 487; 1 Dev. & Bat. 273; 2 Bail. Rep. 157.
4. In 6 Cowen, 266 werd getracht de strengheid van het gewoonterecht met betrekking tot vervoer over water te versoepelen; maar die zaak lijkt in strijd te zijn met andere beslissingen. 2 Kent,. Com. 471, 472; 10 Johns. 1; 11 Johns. 107.
5. Met betrekking tot vervoer over land lijkt de regel van het gewoonterecht overal in zijn volle strengheid te worden toegepast in de staten waar de jurisprudentie van het gewoonterecht geldt. Louisiana volgt de leer van het burgerlijk recht in haar wetboek. Eigenaren van postkoetsen of wagens die uitsluitend passagiers vervoeren als hackney coachmen, worden niet beschouwd als common carriers; maar als de eigenaars van dergelijke voertuigen voor passagiers ook goederen voor verhuur vervoeren, worden zij, met betrekking tot die goederen, beschouwd als common carriers. Bac. Ab. Carriers, A; 2 Show. Rep. 128 1 Salk. 282 Com. Rep. 25; 1 Pick. 50 5 Rawle, 1 79. Dezelfde redenering geldt voor pakketboten en stoomboten, die tussen verschillende havens varen en zowel koopwaar als passagiers vervoeren. 2 Watts. R. 443; 5 Day’s Rep. 415; 1 Conn. R. 54; 4 Greenl. R. 411; 5 Yerg. R. 427; 4 Har. & J. 291; 2 Verm. R. 92; 2 Binn. Rep. 74; 1 Bay, Rep. 99; 10 John. R. 1; 11 Pick. R. 41; 8 Stew. en Port. 135; 4 Stew. & Port. 382; 3 Misso. R. 264; 2 Nott. & M. 88. Maar zie 6 Cowen, R. 266. De regel die een vervoerder verantwoordelijk maakt voor het verlies van goederen, strekt zich niet uit tot het vervoer van personen; een vervoerder van slaven is daarom alleen aansprakelijk voor gebrek aan zorg en bekwaamheid. 2 Pet. S. C. R. 150. 4 M’Cord, R. 223; 4 Port. R. 238.
6. Een gemeenschappelijk vervoerder van goederen is in alle gevallen gerechtigd de prijs van het vervoer te vorderen voordat hij de goederen in ontvangst neemt, en, indien deze niet wordt betaald, kan hij weigeren ze in ontvangst te nemen; indien hij ze echter in ontvangst neemt zonder dat de huur is betaald, kan hij deze achteraf terugvorderen. De vergoeding die verschuldigd is voor het vervoer van goederen over zee, wordt gewoonlijk vracht genoemd (q.v.); en zie ook, Abb. op Sh. deel 3, c. 7. De vervoerder heeft ook recht op een retentierecht op de goederen voor zijn huur, waarvan hij echter afstand kan doen; maar als hij eenmaal afstand heeft gedaan, kan het recht niet meer worden herroepen. 2 Kent, Com. 497. De afzender of verlader is gewoonlijk aan de vervoerder verbonden voor de huur of vracht van goederen. 1 T. R. 659. Maar wanneer de geadresseerde zich ertoe verbindt deze te betalen, wordt hij ook verantwoordelijk. Het is gebruikelijk om in cognossementen te vermelden dat de goederen worden afgeleverd aan de geadresseerde of zijn rechtverkrijgenden, die de vracht betalen. In dat geval zijn de geadresseerde en zijn rechtverkrijgenden, door de goederen te aanvaarden, impliciet gebonden om de vracht te betalen, en het feit dat de afzender ook aansprakelijk is om deze te betalen, maakt in zo’n geval geen verschil. Abbott on Sh. deel 3, o. 7, Sec. 4.
7. Wat hierboven is gezegd, heeft betrekking op gewone vervoerders van goederen. Nu komen de plichten, aansprakelijkheden en rechten van vervoerders van passagiers aan de orde. Deze worden onderverdeeld in vervoerders van passagiers over land, en vervoerders van passagiers over water.
8. Allereerst de vervoerders van passagiers te land. De plichten van deze vervoerders zijn, ten eerste, die welke ontstaan bij het begin van de reis. 1. Passagiers te vervoeren wanneer zij zich aanbieden en bereid zijn voor hun vervoer te betalen. Zij hebben niet meer recht om een passagier te weigeren, indien zij over voldoende ruimte en accommodatie beschikken, dan een herbergier heeft om een gast te weigeren. 3 Brod. & Bing. 54; 9 Price’s R. 408; 6 Moore, R. 141; 2 Chit. R. 1; 4 Esp. R. 460; 1 Bell’s Com. 462; Story, Bailm. Sec. 591.
9. – 2. Om rijtuigen te verschaffen die redelijk sterk en voldoende voor de reis zijn, met geschikte paarden, tuig en uitrusting.
10. – 3. Zorgvuldige koetsiers met redelijke bekwaamheid en goede gewoonten voor de reis ter beschikking te stellen; en paarden te gebruiken die standvastig zijn en niet kwaadaardig, of die de veiligheid van de passagiers in gevaar kunnen brengen.
11. – 4. De bus niet te vol te laden, noch met passagiers, noch met bagage.
12. – 5. 5. De gebruikelijke bagage die iedere passagier op de reis mag meenemen, in ontvangst te nemen en te verzorgen. 6 Hill, N. Y. Rep. 586.
13. – 2d. Hun plichten tijdens de voortgang van de reis. 1. Om te stoppen op de gebruikelijke plaatsen, en de..gebruikelijke intervallen voor de verfrissing van de passagiers toe te staan. 5 Petersd. Ab. Vervoerders, p. 48, noot.
14. – 2. Alle gebruikelijke voorzorgsmaatregelen te nemen voor de veiligheid van de passagiers op de weg.
15. – 3d. Hun plichten bij het beëindigen van de reis. 1. Om de passagiers naar het einde van de reis te brengen.
16. – 2. De passagiers op de gebruikelijke stopplaats af te zetten, tenzij een bijzondere overeenkomst anders bepaalt, en hen dan op de overeengekomen plaats af te zetten. 1 Esp. R. 27.
17. De aansprakelijkheid van deze vervoerders. Zij zijn verplicht buitengewone zorg en toewijding te betrachten om degenen die zij in hun rijtuigen meenemen, veilig te vervoeren. 2 Esp. R. 533; 2 Camp. R. 79; Peake’s R. 80. Maar omdat zij geen verzekeraars zijn, zijn zij niet verantwoordelijk voor ongevallen, wanneer alle redelijke vakkundigheid en zorgvuldigheid zijn betracht.
18. De rechten van deze vervoerders. 1. Om hun ritprijs te vragen en te ontvangen op het moment dat de passagier plaatsneemt. 2. Zij hebben een pandrecht op de bagage van de passagier voor zijn ritprijs of passage geld, maar niet op de persoon van de passagier noch op de kleren die hij aan heeft. Abb. op Sh. deel 3, c. 3, Sec. 11; 2 Campb. R. 631.
19. Ten tweede, vervoerders van passagiers over water. Bij de wet van het Congres van 2 Maart, 1819, 3 Story’s Laws U. S. 1722, is bepaald, 1. dat geen kapitein van een schip, op weg naar of van de Verenigde Staten, meer dan twee passagiers zal nemen voor elke vijf ton van de scheepsmaat van het douanekantoor. 2. 2. Dat de hoeveelheid water en proviand, die aan boord moet worden genomen en onder dek moet worden vastgezet, door elk schip op weg van de Verenigde Staten naar enige haven op het vasteland van Europa, zestig gallons water, honderd pond gezouten proviand, één gallon azijn, en honderd pond gezond scheepsbrood zal zijn voor elke passagier, naast de proviand van de bemanning. De hier genoemde tonnage is de maatstaf van het douanekantoor; en bij de schatting van het aantal passagiers in een schip mag geen aftrek worden gemaakt voor kinderen of personen die niet betalen, maar de bemanning mag niet worden meegerekend. Gilp. R. 334.
20. De wet van het Congres van 22 februari 1847, sectie 1, bepaalt: “Indien de kapitein van een vaartuig dat geheel of gedeeltelijk eigendom is van een burger van de Verenigde Staten van Amerika, of van een burger van een vreemd land, in een buitenlandse haven of plaats een groter aantal passagiers aan boord neemt dan in de volgende verhouding tot de ruimte die door hen wordt ingenomen en voor hun gebruik is bestemd, en onbezet door voorraden of andere goederen, niet zijnde de persoonlijke bagage van die passagiers, dat wil zeggen op het benedendek of platform één passagier voor elke veertien vrije oppervlaktematen van het dek, indien dit vaartuig tijdens zulk een reis niet binnen de tropen zal varen; maar indien het vaartuig tijdens zulk een reis de tropen zal binnenvaren, één passagier per twintig zulke vrije oppervlakkige voet dek, en op het bovendek (indien aanwezig) één passagier per dertig zulke oppervlakkige voet in alle gevallen, met de bedoeling zulke passagiers naar de Verenigde Staten van Amerika te brengen, en met dat schip die haven of plaats verlaat en hetzelve, of een aantal daarvan, binnen de jurisdictie van de Verenigde Staten brengt, of indien een dergelijke kapitein van een schip in een haven of plaats binnen de jurisdictie van de Verenigde Staten een groter aantal passagiers aan boord van zijn schip neemt een groter aantal passagiers aan boord neemt dan de voornoemde verhoudingen toelaten, met de bedoeling ze naar een buitenlandse haven of plaats te vervoeren, wordt iedere kapitein geacht schuldig te zijn aan een misdrijf en zal, bij veroordeling voor een circuit- of districtsrechtbank van de Verenigde Staten, voor iedere passagier die meer passagiers aan boord neemt dan de voornoemde verhoudingen, worden veroordeeld tot een boete van vijftig dollar, en tevens tot een gevangenisstraf van maximaal één jaar: Met dien verstande, dat deze wet niet aldus mag worden uitgelegd, dat een schip of vaartuig meer dan twee passagiers per vijf ton van dat schip of vaartuig mag vervoeren.”
21. Kinderen beneden de leeftijd van één jaar worden niet meegeteld bij het tellen van de passagiers, en die boven de leeftijd van één jaar en beneden de leeftijd van acht jaar, worden meegeteld als twee kinderen voor één passagier, Sect. 4. Maar dit artikel is ingetrokken voor zover het schippers toestaat om twee kinderen van acht jaar en jonger als één passagier te schatten, bij de wet van 2 maart 1847, s. 2.
22. In New York zijn wettelijke voorschriften uitgevaardigd met betrekking tot hun kanaalvaart. Vide 6 Cowen’s R. 698. Wat betreft het gedrag van vrachtschepen op de oceaan, Vide Story, Bailm. Sec. 607 e.v.; Marsh. Ins. B. 1, c. 12, s. 2. En zie, in het algemeen, 1 Vin. Ab. 219; Bac. Ab. h.t.; 1 Com. Dig. 423; Petersd. Ab. h.t.; Dane’s Ab. Index, h.t.; 2 Kent, Com. 464; 16 East, 247, noot; Bouv. Inst. Index, h.t.
23. In Louisiana zijn vervoerders en schippers met betrekking tot de bewaring en conservering van de hun toevertrouwde zaken onderworpen aan dezelfde verplichtingen en plichten, als die opgelegd worden aan herbergiers; Civ. Code, art. 2722; d.w.z. dat zij verantwoordelijk zijn voor de bezittingen die worden gebracht, hoewel ze niet aan hun persoonlijke zorg werden toevertrouwd; op voorwaarde echter dat ze werden afgeleverd aan een dienaar of persoon in hun dienst; art. 2937. Zij zijn aansprakelijk indien enige van de goederen gestolen of beschadigd worden, hetzij door hun dienaren of lasthebbers, hetzij zelfs door vreemden; art. 2938; maar zij zijn niet verantwoordelijk voor wat gestolen is met wapengeweld of met uitwendig openbreken van deuren, of door enig ander buitengewoon geweld; art. 2939. Voor de autoriteiten over het onderwerp van de gemene vervoerders in het burgerlijk recht, wordt de lezer verwezen naar Dig. 4, 9, 1 tot 7; Poth. Pand. lib. 4, t. 9; Domat liv. 1, t. 16, S. 1 en 2; Pard. art. 537 tot 555; Code Civil, art. 1782, 1786, 1952; Moreau & Carlton, Partidas 5, t. 8, 1. 26; Ersk. Inst. B. 2, t. 1, Sec. 28; 1 Bell’s Com. 465; Abb. on Sh. part 3, c. 3, Sec. 3, note (1); 1 Voet, ad Pand. lib. 4, t. 9; Merl. Rep. mots Voiture, Voiturier; Dict. de Police, Voiture.

A Law Dictionary, Adapted to the Constitution and Laws of the United States. Door John Bouvier. Uitgegeven 1856.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.