Cooling system, apparatus employed to keep the temperature of a structure or device from exceeding limits imposed by needs of safety and efficiency. Bij oververhitting verliest de olie in een mechanische transmissie zijn smerende vermogen, terwijl de vloeistof in een hydraulische koppeling of converter lekt onder de ontstane druk. In een elektromotor veroorzaakt oververhitting verslechtering van de isolatie. De zuigers van een oververhitte verbrandingsmotor kunnen vastlopen (kleven) in de cilinders. Koelsystemen worden gebruikt in auto’s, machines in industriële installaties, kernreactoren en vele andere soorten machines. (Voor een behandeling van koelsystemen die in gebouwen worden gebruikt, zie Airconditioning.)
De koelmiddelen die gewoonlijk worden gebruikt zijn lucht en een vloeistof (gewoonlijk water of een oplossing van water en antivries), alleen of in combinatie. In sommige gevallen kan direct contact met de omgevingslucht (vrije convectie) voldoende zijn; in andere gevallen kan het nodig zijn gebruik te maken van geforceerde luchtconvectie, opgewekt door een ventilator of door de natuurlijke beweging van het hete lichaam. In een transmissie is er gewoonlijk voldoende vrije convectie en is kunstmatige koeling niet nodig, als de oppervlakte van de behuizing (container) groot genoeg is in verhouding tot het vermogen dat verloren gaat, of als de transmissie zich in een rijdend voertuig bevindt. Om het koelingseffect te vergroten door het oppervlak te vergroten, kan de behuizing worden voorzien van dunne metalen vinnen. Bij sommige stationaire mechanische transmissies kan het nodig zijn de smeerolie te laten circuleren door pijpen die omgeven zijn door koud water of een ventilator te gebruiken om lucht te blazen door pijpen die omgeven zijn door de olie in het reservoir. Bij veel elektromotoren is een ventilator aan het roterende element bevestigd om een stroom koellucht door de behuizing te leiden.
In een auto zorgt de beweging van het voertuig voor voldoende geforceerde-convectiekoeling van de transmissie en de tandwielen in de achteras; in de motor komt echter zoveel energie vrij dat, met uitzondering van sommige vroege modellen en bepaalde kleine auto’s met motoren met een laag vermogen, luchtkoeling ontoereikend is en een waterkoelsysteem (radiator) nodig is.
Een typisch koelsysteem voor auto’s bestaat uit (1) een reeks kanalen die in het motorblok en de cilinderkop zijn gegoten en die de verbrandingskamers omgeven met circulerende vloeistof om de warmte af te voeren; (2) een radiator, bestaande uit vele kleine buizen die zijn voorzien van een honingraat van vinnen om de warmte snel te laten convecteren, die de hete vloeistof van de motor ontvangt en afkoelt; (3) een waterpomp, gewoonlijk van het centrifugale type, om de vloeistof door het systeem te laten circuleren; (4) een thermostaat om de temperatuur te regelen door de hoeveelheid vloeistof die naar de radiator gaat te variëren; en (5) een ventilator om verse lucht door de radiator te zuigen.
Om bevriezing te voorkomen, wordt een antivriesoplossing toegevoegd aan of in de plaats gesteld van water. Om het kookpunt van de oplossing te verhogen, wordt het koelsysteem gewoonlijk onder druk gezet door middel van een drukdop op de radiator met kleppen die naar buiten openen bij een voorgeschreven druk en naar binnen om een vacuüm te voorkomen als het systeem afkoelt.