Crossing the Bar: Over het gedicht
Crossing the Bar, een elegie geschreven door de Britse dichter Alfred, Lord Tennyson, is een gedicht dat zich richt op de vergankelijkheid van het leven en de finaliteit van de dood. Lord Tennyson was een dichter van de Victoriaanse periode en bleef de dichter laureaat van Groot-Brittannië en Ierland tijdens zijn leven. Hij wordt tot op de dag van vandaag geroemd om zijn korte teksten.
‘Crossing the bar’ werd geschreven in 1889 toen de dichter het Isle of Wight bezocht en gepubliceerd in een bundel Demeter and Other Poems (1889). Hij was toen tachtig jaar oud en leed aan een ernstige ziekte, waarvan hij uiteindelijk herstelde. De ziekte zette de dichter echter aan het denken over de dood, aangezien hij zelf heel oud was en zijn tijd naderde. Hij gebruikt de metafoor van het oversteken van een zandbank om de dood in dit gedicht weer te geven. Hij stierf drie jaar later, en hoewel hij nog een paar gedichten schreef, vroeg hij dat al zijn dichtbundels zouden eindigen met dit gedicht. Het gedicht is dus belangrijk en kan gezien worden als Alfred, Lord Tennyson’s keuze van zijn laatste woorden.
Oversteken van de bar: Vorm en structuur
Het gedicht bestaat uit vier strofen, en elk daarvan zijn kwatrijnen. De dichter gebruikt het klassieke rijmschema van abab. De structuur van het gedicht is verwant aan die van een balladevers maar het valt in het niet bij het metrum. Er is geen duidelijk metrum in het gedicht.
De lengte van de regels is een interessant kenmerk van het gedicht. De dichter varieert de lengte van de regels tussen tien, zes en vier lettergrepen per regel willekeurig door het gedicht heen.
Het hele gedicht is met elkaar verbonden, zowel qua thema als qua strekking. De strofen staan niet op zichzelf. Ze zijn nauw met elkaar verbonden en dragen de betekenis over naar de volgende.
Crossing the Bar: Line by Line Explanation
First stanza:
“Sunset and evening star,
And one clear call for me!
Het gedicht begint met de spreker die de sfeer beschrijft. Hij zegt dat het zonsondergang is en dat de avondster aan de hemel te zien is. Iemand roept de spreker. Het is een duidelijke, onmiskenbare roep. Het is de roep van de dood. De spreker gelooft dat zijn dood nabij is. Het is interessant om hier de beeldspraak op te merken die de dichter ons aan het begin van het gedicht presenteert. Zonsondergang’ en ‘Avondster’ staan voor het einde van de dag. Net zoals de dag ten einde loopt, zegt de spreker dat ook zijn leven ten einde loopt.
En moge er geen gekreun van de bar zijn,
Wanneer ik de zee op ga,
Hier gebruikt de dichter zijn beroemde metafoor van ‘Over de bar gaan’, waarmee hij de dood beschrijft als een handeling van het voorbijgaan aan het leven. Het woord ‘bar’ betekent hier een zandbank. Een zandbank is een geografische structuur die zich vormt rond de monding van een rivier, of die zich uitstrekt vanaf een ‘Spit’ door langzame afzetting van sedimenten die in de loop van miljoenen jaren door de stroming zijn meegevoerd. De structuur vormt een soort barrière tussen het water erbinnen (het rivierwater) en erbuiten (de open zee). De dichter gebruikt deze zandbank als een symbool van de dood, waarbij het water binnenin zijn leven voorstelt, en het water erbuiten het hiernamaals. Hij wil ‘de zee opgaan’ zonder het ‘gekreun van de balk’. De dichter wenst dat zijn dood zonder pijn en zonder rouw zal zijn.
Tweede strofe:
Maar zo’n bewegend getij lijkt in slaap,
Te vol voor geluid en schuim,
Doorheen het gedicht vergelijkt de dichter Alfred, Lord Tennyson zijn naderende dood met het oversteken van een bar. In de strofe heeft de spreker van het gedicht het over de onvermijdelijkheid van de dood.
De dichter wenst dat wanneer hij ‘de zee opgaat’, dat wil zeggen wanneer hij sterft, dat het dan zal zijn als een rit die lijkt te slapen terwijl hij zich voortbeweegt. De spreker wil dat zijn dood gladjes verloopt. Als een kalme zeegolf, die ’te vol is voor geluid en schuim’ hoopt de spreker dat zijn dood stil zal zijn, glad en snel, zonder ophef te maken.
Wanneer dat wat uit de grenzeloze diepte trok
Turns again home.
In de volgende regels gebruikt de dichter het voorbeeld van de rivier en de zee om uit te drukken wat voor soort dood hij voor zichzelf wenst. Het water van de zee verdampt en verandert in wolken; deze wolken brengen regen, waardoor dat water in de rivier terechtkomt, en ook deze rivieren stromen, dragen hun water en gieten het uiteindelijk in de zee. Zo voltooien zij een cyclus, en het water keert terug vanwaar het kwam. Zo zegt ook de spreker, die zichzelf als het water beschouwt, dat hij terugkeert waar hij vandaan kwam. De grenzeloze diepte’ staat hier kennelijk voor de zee, en in allegorische zin voor de plaats waar de dichter meent na zijn dood naar toe te gaan.
Hier moeten we opmerken dat deze strofe een strikte voortzetting is van het idee dat in de eerste strofe is geïntroduceerd. De laatste regels van de eerste strofe vormen samen met deze strofe de betekenis van het vers.
Derde strofe:
Schemering en avondbel,
En daarna het donker!
In de derde strofe neemt de dichter weer zijn toevlucht tot het beschrijven van de sfeer om zijn innerlijke gevoelens over te brengen. Het was zonsondergang toen de spreker het gedicht begon, maar nu is het schemerig. De zon is al ondergegaan aan de horizon en de schemering is ingetreden. De spreker hoort de avondklok luiden. Het is de aanwijzing dat de nacht nadert. Dan na een tijdje wordt het donker. Het is nacht. De dichter gebruikt hier de schemering om ons de toestand van zijn leven te laten zien. Net zoals de dag is geëindigd, staat ook zijn leven op het punt te eindigen. De schemering staat hier voor droefheid, duisternis en verdriet verbeelden de ellendige toestand van de spreker voor zijn dood.
En moge er geen droefheid van afscheid zijn,
Wanneer ik inscheep;
De spreker spreekt zijn hoop uit dat er geen ‘droefheid van afscheid’ zal zijn bij zijn dood. De ‘droefheid van het afscheid’ is dubbelzinnig en kan zowel de droefheid van de spreker zelf betekenen wanneer hij uit het leven stapt, als de droefheid van de mensen die hij achterlaat en die afscheid van hem nemen. Wij denken echter dat de eerste betekenis relevanter is. Nogmaals, Lord Tennyson schrijft ‘When I embark’ om het idee van de dood van de spreker over te brengen. Uit het woord ‘embark’ blijkt dus duidelijk dat de dood door de dichter niet als eindbestemming wordt gezien, maar als een nieuw begin.
Vierde strofe:
Voor tho’ from out our bourne of Time and Place
The flood may bear me far,
In de vorige strofe van het gedicht zien we de positieve houding van de spreker tegenover de dood. In deze laatste strofe van het gedicht zien we dit terug. We begrijpen dat de spreker zijn realiteit – de onvermijdelijkheid van de dood – heeft aanvaard. Hij lijkt vrede te hebben gesloten met het idee van zijn snel naderende dood.
Hij zegt dat hij voorbij de grenzen van tijd en plaats zal zijn en dat de vloed van de dood hem ver weg zal voeren. Dit is verder gaan dan het bereik van deze wereld. De spreker suggereert dat er een plaats is buiten onze tijd en ruimte waar hij heen hoopt te gaan na zijn dood. Zo maken we kennis met het geloof van de dichter in het hiernamaals.
Ik hoop mijn Piloot van aangezicht tot aangezicht te zien
Wanneer ik de lat heb gekropen.
Deze laatste regels van het gedicht zijn gehuld in toespelingen en verborgen betekenissen. Ten eerste wordt ons verteld dat de spreker hoopt zijn piloot van aangezicht tot aangezicht te zien wanneer hij de bar zal zijn gepasseerd. Het woord piloot is hier een directe verwijzing naar God. Lord Tennyson had eigenaardige opvattingen over religie. Aan de ene kant keurde hij het christendom af, terwijl we aan de andere kant een breed gebruik van religieuze dingen en ideeën in zijn werken zien. Aangezien God wordt beschouwd als de drijvende kracht achter de wereld en alle levende wezens, zien we in het gedicht een proefverwijzing naar de goddelijke wereld.
Ook het gebruik van het woord ‘crost’ is interessant. Hoewel het gewoon een woord zou kunnen zijn om de suggestie te wekken dat men ‘over de lat gaat’, wordt gespeculeerd dat het een verwijzing naar Christus zou kunnen zijn, aangezien crost qua klank lijkt op zowel Christus als Kruis.
Het gedicht eindigt dus op een positieve noot, waarbij de dichter zowel de finaliteit van de dood accepteert als hoopt God in het hiernamaals te ontmoeten.