een feodale staat in India (1206-1526), met de hoofdstad in Delhi. Nadat Noord-India aan het eind van de 12e eeuw was veroverd door de moslimstaat der Ghuriden, werd het sultanaat van Delhi gesticht door de militaire bevelhebber en plaatsvervanger van Mohammed van Ghur in India, Qutb al-Din Aibak, die zichzelf uitriep tot sultan.
Het sultanaat van Delhi was een feodale monarchie en de eerste grote staat in de geschiedenis van India waarin de elite van de heersende klasse bestond uit buitenlandse feodale adel van het moslimgeloof. De veroveraars en hun nakomelingen stichtten een aantal dynastieën: de zogenaamde Ghulams (13e eeuw), de Khiljis (eind 13e en begin 14e eeuw), de Tughlaks (14e en begin 15e eeuw), de Sayyids (begin tot midden 15e eeuw), die van Turkse afkomst waren, en de Lodis (midden 15e tot begin 16e eeuw), die van Afghaanse afkomst waren.
Indiase feodale heren stonden onder het gezag van de moslims. De economische basis van de heerschappij van de feodale heren in het Sultanaat van Delhi was het feodale bezit van land. De grond werd verdeeld als militaire beneficiën (iqta), waarvan de meeste in het midden van de 14e en de 15e eeuw erfelijke feodale landgoederen werden. Het sultanaat van Delhi bereikte zijn grootste territoriale omvang tijdens het bewind van Ali al-Din Khilji (1296-1316). In het midden van de 14e eeuw begon het sultanaat te verzwakken en na de invasie van Timur in India (1398-99) verloor Delhi veel van zijn bezittingen, waaronder Gujarat en Malwa. In 1526 werd het sultanaat van Delhi veroverd door de Grote Moguls.