Een steekproef van 290 kleuters (147 meisjes), allen moedertaalsprekers van het Hebreeuws, werd getest met twee dichotische luistertoetsen: (a) een cijfertest (lage verbale werkbelasting) en (b) een woordentest (hoge verbale werkbelasting). Dezelfde proefpersonen werden een jaar later (aan het eind van hun eerste schooljaar) getest met dezelfde tests. Bij beide tests en beide testsessies werd de free recall procedure gebruikt. Het bleek dat het prestatieverschil tussen de oren significant afnam en de totale prestatie significant toenam in de digits test in de tweede testsessie. Verschillen tussen de sessies in oor verschil in de woorden test waren niet significant, hoewel de algemene prestatie in de tweede sessie toenam. Deze gegevens ondersteunen de hypothese dat de verandering met de leeftijd in het verschil tussen de oren voornamelijk gerelateerd is aan een verbetering in de verbale verwerkingsefficiëntie, die op zijn beurt de toewijzing van meer verbale middelen aan het inferieure invoerkanaal mogelijk maakt, zonder een afname in middelen toegewezen aan het preferente kanaal. Zoals verwacht werd de toename in beschikbare verbale bronnen duidelijk onder lage verbale werklast condities, maar niet onder hoge werklast condities, waar de taakeisen geen significante toename in verbale bronnen toelieten om toegewezen te worden aan het inferieure kanaal. Deze hypothese voorspelde ook een zeer consistente oorvoorkeur, omdat die uitsluitend bepaald zou worden door de verbale processoren van de dominante-spraakhersenhelft. De inconsistente oorvoorkeur tussen de tests die bij meer dan een derde van de proefpersonen van deze steekproef werd aangetroffen, kon derhalve niet door de genoemde hypothese worden verklaard. De analyse van de prestaties bij proefpersonen die slechts in één test een voorkeur voor het linkeroor en in de andere keren een voorkeur voor het rechteroor vertoonden, wees uit dat wanneer het linkeroor de voorkeur kreeg, dit gepaard ging met een significant kleiner oorverschil en lagere algemene prestaties vergeleken met die welke dezelfde proefpersonen in dezelfde test in de andere testsessie vertoonden. Deze gegevens zijn beter te verklaren door de hypothese dat twee verschillende pools van bronnen betrokken zijn bij het verdelen van de aandacht tussen oren in de vrije herinnering van dichotisch gepresenteerde verbale stimuli: één die gecontroleerd wordt door verbale processoren van de dominant-voor-spraak hemisfeer en de andere door een ruimtelijk aandachtsmechanisme. Het lijkt er echter op dat veranderingen in de dichotisch testprestaties in het eerste schooljaar vooral kunnen worden toegeschreven aan een toename van verbale hulpbronnen en niet zozeer aan een verbetering in de allocatie van ruimtelijk gecontroleerde hulpbronnen.