Een cruciale stap in het begrijpen van de evolutie en het behoud van alternatieve reproductieve tactieken is het verkrijgen van nauwkeurige vergelijkingen van hun fitness en het bepalen van factoren die de individuele status beïnvloeden. In deze studie hebben we eerst individuele multilocus genotypische informatie gebruikt om het voortplantingssucces te vergelijken tussen twee alternatieve voortplantingstactieken van anadrome Atlantische zalm (Salmo salar L.) in hun natuurlijke omgeving. We documenteerden ook de effecten van de kwaliteit van het kweekmilieu en van de vaderlijke voortplantingstactiek op de erfelijkheid van de groei van jonge zalm, die een belangrijke component is van de individuele status. De resultaten toonden aan dat grote dominante zalmen (multisea winter) een hoger voortplantingssucces hadden dan kleinere satelliet individuen (grilse). Ook was er een statusverschil geassocieerd met zowel habitat als mannelijke tactiek. Over het algemeen waren de nakomelingen die in de beken werden geproduceerd groter dan die welke in het hoofdstroomgebied werden geproduceerd. De grilse bracht ook grotere nakomelingen voort dan die van meervleugelige wintermannetjes. De erfelijkheidsgraad van juveniele groei was significant, maar verschilde naargelang van de kwaliteit van de habitat: in habitats van hogere kwaliteit (beken) werden hogere erfelijkheidsschattingen waargenomen dan in habitats van lagere kwaliteit (hoofdriviertraject). De erfelijkheidsschattingen voor de groei van jonge vis varieerden eveneens, afhankelijk van de tactiek van de mannetjes, waarbij de waarden voor nakomelingen van meervleugelige wintermannetjes hoger waren dan voor nakomelingen van grilse vis. Samen geven deze resultaten aan dat een combinatie van additieve genetische effecten, de levensgeschiedenis van de ouders en de kwaliteit van de habitat uiteindelijk bepalend is voor de groeisnelheid van de jongen, die de belangrijkste determinant is van de status en van de daaropvolgende keuze van de levensgeschiedenistactiek.