I. TITEL:
A. In het Hebreeuws wordt de naam van het boek ontleend aan de eerste twee woorden in het boek twmv hlaw (dit zijn de namen). Soms wordt het afgekort tot gewoon namen (twmv).
B. In de Griekse LXX wordt het boek EXODOS (Exodus) genoemd, waarmee het vertrek van Israël uit Egypte wordt benadrukt
II. DATUM VAN DE EXODUS 1446 v. Chr.
A. Deze datum benadrukt de letterlijke interpretatie van de bijbelse getallen in Exodus 12:40 (De tijd nu dat de zonen van Israël in Egypte woonden was vierhonderddertig jaar), Richteren 11:26 (Terwijl Israël in Hesbon en zijn dorpen, en in Aroer en zijn dorpen, en in al de steden, die aan de oevers van de Arnon liggen, driehonderd jaar woonde, waarom hebt gij hen dan niet binnen die tijd heroverd?) en 1 Koningen 6:1 (Het geschiedde in het vierhonderdtachtigste jaar nadat de zonen Israëls uit Egypteland gekomen waren, in het vierde jaar van Salomo’s regering over Israël, in de maand Ziv, dat is de tweede maand, dat hij het huis des Heren begon te bouwen).
B. Hill en Walton geven de volgende argumenten voor een vroege datum:1
1. 1 Koningen 6:1 geeft aan dat de Exodus 480 jaar voor het 4e jaar van Salomo’s regering plaatsvond. Zijn vierde jaar wordt op verschillende manieren gedateerd op 966/960/957 v. Chr., wat de Exodus plaatst op 1446/1440/1437.
2. Volgens Judg. 11:26 had Israël Kanaän 300 jaar bezet vóór het koningschap van Jefta, dat wordt gedateerd tussen 1100 en 1050. Dit dateert Jozua’s verovering tussen 1400 en 1350. Als men de 40 jaar van Israël in de woestijn erbij optelt, wordt de Exodus tussen 1440 en 1390 gedateerd.
3. Mozes leefde 40 jaar in ballingschap in Midian (Hand. 7:3; vgl. Exod. 2:23) terwijl de farao van de onderdrukking nog leefde. De enige farao’s die 40 jaar of langer regeerden waren Thoetmosis III (1504-1450) en Ramses II (1290-1224).
4. De Merneptah Stela (ca. 1220) geeft aan dat Israël toen al een gevestigde natie was.
5. De Amarna tabletten (ca. 1400) spreken van een periode van chaos veroorzaakt door de Habiru, zeer waarschijnlijk de Hebreeën.
6. De vroege datering laat de tijdsduur toe die aan de periode van de rechters wordt toegekend (minstens 250 jaar). De late datum laat slechts 180 jaar toe.
7. De Droom Stela van Thoetmosis IV geeft aan dat hij niet de wettige troonopvolger was (d.w.z., de wettige erfgenaam zou zijn gestorven in de tiende plaag).
8. Archeologisch bewijs van Jericho, Hazor, enz., ondersteunt een 15e-eeuwse datum voor de Exodus.
9. Exod. 12:40 dateert de intocht van Jakob in Egypte tijdens de regering van Sesostris/Senusert III (1878-43) en niet tijdens de Hyksos-periode (1674-1567).
10. Een plausibele (en benaderende) reconstructie zou daarom als volgt zijn:2
a. 966 = 4e volle jaar (eigenlijk tot in het vijfde) van Salomo’s regering (971-931) toen met de Tempel werd begonnen
b. +44 jr = begin van Davids regering (1010)
c. +40 jr = begin van Sauls regering (1050)
d. +40 jr = de tijd van Saul tot de uitspraak van Jefta (1050-1090)
e. +300 jr = de tijd in het land (Jefta’s verklaring) (1390)
f. +16 jr = Jozua’s leiderschap (1406)
g. +40 jr = verwondering over de woestijn (1446)
Dit komt overeen met 1 Koningen 6:1 waar 966 + 480 = 1446!
+430 jr = de tijd dat Israël in Egypte woonde vóór de Exodus (Ex. 12:40) en daarom ging Jakob in 1876 naar Egypte.
III. PHARAOH VAN DE EXODUS:
A. Ramses II:
1. Geleerden die een late datum van de Exodus aanhangen (ca. 1290-1225 v.Chr.) identificeren Ramses II (ca. 1304-1237) als de farao van de Exodus
2. Bovendien is de naam van de stad in Exodus 1:11 Ramses
a. Het is mogelijk dat Ramses II slechts met de eer van de stad ging strijken en dat de bijbelse verwijzing werd gemoderniseerd3
b. Het is mogelijk dat de Ramasiden moeten worden vereenzelvigd met de Hyksos die Israël onderdrukten en dat de stad in hun tijd Ramses werd genoemd4
B. Amenhotep II (ca. 1436-1410)
1. Het is mogelijk dat Hatsjepsoet (1490-1469) de prinses was die Mozes grootbracht
2. Thoetmosis III (ca. 1490-1436?) regeerde als co-regent met zijn stiefmoeder tot haar dood gedurende 56 jaar. Dit geeft ruimte voor de tijd dat Mozes in ballingschap in Midian was (vgl. Handelingen 7:3; Exodus 2:23)
3. Amenhotep II (ca. 1436-1410) kan de Farao van de Exodus zijn geweest. Merk op dat de Bijbel niet zegt dat hij verdronk, maar dat hij een veldslag naar de waterkant leidde.
4. De droominscriptie van Tutmose IV (ca. 1410-1402?) kan erop wijzen dat hij oorspronkelijk niet bedoeld was om Farao te worden. Daarom zou zijn broer tijdens de plagen zijn gestorven5
IV. ROUTE VAN DE EXODUS
A. Twee Basis Opvattingen:
1. De Noordelijke Opvatting: De Uittocht vond plaats bij een lagune die grenst aan de Middellandse Zee
2. De Zuidelijke (Centrale) Opvatting: De Exodus vond plaats ten zuiden van Sukkoth bij het Balah Meer of het Timsah Meer
B. Tekstuele Aanwijzingen (Exodus 13:17-22; 14:1-2; Num 33:1-49)
1. De Heer leidde Israël niet langs de weg van het land der Filistijnen (waarschijnlijk de Weg van de Zee, die de rechtstreekse route was langs de Middellandse Zeekust naar Palestina)6 13:17
2. De Here leidde het volk langs de weg van de woestijn naar de Rode7 Zee 13:18
3. De Here leidde Israël van Ramses naar Sukkoth Ex 12:37; Num 33:5
4. Israël ging op weg van Sukkoth en sloeg zijn kamp op in Etham aan de rand van de woestijn 13:20
5. Israël keerde om en sloeg zijn kamp op voor Pihahiroth, tussen Midgol en de zee, tegenover Baal-zephron bij de zee 14:2
6. Israël ging door de Weg van de Wildernis (Ex 13:18) nadat het de Zee van Riet was overgestoken en ging de Wildernis van Shur binnen (Ex 15:22; Num 33:8) in het noordwesten van het Sinaï schiereiland
C. Hoewel een definitieve conclusie niet mogelijk is vanwege de onzekerheid van veel van de locaties in de bijbelse tekst, lijkt het erop dat de zuidelijke (centrale) opvatting meer overeenkomt met wat bekend is dan de noordelijke opvatting8
D. De locatie van de berg Sinaï lijkt zuidelijk te zijn:
1. Sommigen hebben de Berg Sinai in Noordwest Arabië gesitueerd, gedeeltelijk op grond van het feit dat men meende dat er een vulkaan nodig was om de gebeurtenissen in Exodus 19:16-25 te verklaren, maar dit is beter te begrijpen als een typische Theofanie. Ook was Mozes niet alleen verwant aan de Midianieten (Ex 3:1; 18:1) wiens thuisland werd beschouwd als zijnde in de regio van Arabië, maar hij was ook verwant aan de Kenieten die een nomadische Midianitische clan waren waarvan de aanwezigheid in de Sinaï-regio goed is gedocumenteerd (vgl. Richteren 1:16; 4:11)
2. De bijbelse tekst geeft aan dat de berg Sinaï een elfdaagse reis was vanaf Kadesh-barnea (Dt 1:2)
3. Elia deed er 40 dagen en 40 nachten over (een lange reis?) om de Sinaï te bereiken vanuit Beersheba (1 Kgs 19:8)
4. Jebel Musa (Arabisch voor Berg van Mozes), of de berg Horeb, op het zuidelijke Sinaï-schiereiland is geïdentificeerd als de berg Sinaï van Mozes’ openbaring door christelijke traditie die dateert uit de vierde eeuw na Christus9
V. DATUM VAN HET BOEK EXODUS: Waarschijnlijk 1446 v. Chr.
A. De reis tussen Egypte en de woestijn van de Sinaï en de berg Sinaï duurde drie maanden op een dag (Ex 19:1-2)
B. Het is mogelijk dat Mozes het boek samenstelde tijdens of kort na het kampement van het volk bij de Sinaï (1446)
C. Het boek vond plaats ergens vóór Mozes’ geboorte in 1526 (Ex 2)
D. Daarom bestrijkt het boek Exodus gebeurtenissen rond de geboorte van Mozes tot gebeurtenissen bij de berg Sinaï (ca. 1526-1446 v. Chr.)
VI. DOELSTELLINGEN VOOR HET BOEK EXODUS
A. Israël kennis laten maken met haar nationale begin door de gebeurtenissen te vertellen die het volk en de natie vormen en door het volk te onderrichten in de verbondsrelatie en zijn rituele woning10
B. Om de strijd tussen YHWH en Egypte te vertellen namens zijn volk om hun bevrijding uit de slavernij te bewerkstelligen
C. Om de bereidheid van het volk uit te leggen om YHWH’s openbaringen van de Wet te accepteren
D. Om het ongeduld van het volk te beschrijven in afwachting van YHWH’s troonsbestijging onder het volk volgens zijn ontwerp
E. Om de nieuwe grondwet te presenteren waaronder Israël zich zal verhouden tot YHWH (het Mozaïsche Verbond)
F. Om het volk te verbinden onder de belofte van God aan Abraham met het begin van het theocratisch koninkrijk onder Mozes
G. Om God te openbaren als YHWH – Degene die zijn beloften zal houden
H. Om het belang uit te drukken van het onderhouden van een verbondsrelatie met YHWH
1 A Survey of the Old Testament, 108.
2 Wood, A Survey of Israel’s History, 88-90.
3 Unger, Archaeology of the Old Testament, 149.
4 Wood, A Survey of Israel’s History, 93.
5 Unger, Archaeology of the Old Testament, Prichard, ANET, 449.
6 Dit pleit tegen de noordelijke route.
7 Meer letterlijk verwijst dit naar de Zee van (papyrus) Riet ([Ws <y) waarmee het gebied tussen de Golf van Suez en de Middellandse Zee wordt beschreven waar zich veel moerassige lagunes en meren bevinden.
8 Zie ook Hill en Walton, A Survey of the OT, 108-10; Hannah, Exodus, 107, Merrill, Numbers, 253-54 BKC.
9 Zie La Sor et al, Old Testament Survey, 130, n. 38.
10 Elliott E. Johnson, Klasnotities gemaakt door student.