Fibromyalgie komt voor in families, wat suggereert dat genetische factoren bijdragen aan het risico op het ontwikkelen van deze ziekte. Er is echter weinig met zekerheid bekend over de genetische basis van fibromyalgie. Het is waarschijnlijk dat variaties in vele genen, elk met een klein effect, samen het risico op het ontwikkelen van deze aandoening verhogen.
De tekenen en symptomen van fibromyalgie houden verband met de manier waarop de hersenen pijnsignalen herkennen en interpreteren. Mensen met fibromyalgie hebben een verhoogde gevoeligheid voor pijn; ze voelen pijn acuter dan anderen zouden doen als reactie op een bepaalde stimulus. Onderzoekers beschrijven dit fenomeen als een te hoog “volume” van pijnsensaties (pijnversterking). Studies naar de genetica van fibromyalgie hebben zich geconcentreerd op genen die een rol spelen in de manier waarop de hersenen pijn verwerken. Verschillende genen die de aandoening kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld betrokken bij de productie en afbraak van bepaalde chemische boodschappers die neurotransmitters worden genoemd. Deze chemische stoffen geven signalen door tussen zenuwcellen die de pijnsensatie kunnen verhogen of verlagen, een proces dat bekend staat als pijnmodulatie.
Nongenetische (omgevings)factoren spelen ook een cruciale rol in iemands risico op het ontwikkelen van fibromyalgie. De aandoening kan worden uitgelokt door een infectie of ziekte die anders geen chronische pijn zou veroorzaken, letsel, en andere fysieke stress. Psychologische en sociale factoren zoals mishandeling of verwaarlozing in de kindertijd, blootstelling aan oorlog of andere catastrofale gebeurtenissen, en een lage arbeidssatisfactie of levenstevredenheid zijn ook in verband gebracht met een verhoogd risico op fibromyalgie. Bovendien lijken lichamelijke inactiviteit, zwaarlijvigheid en slaapstoornissen het risico te verhogen. Veel mensen die deze aandoening ontwikkelen, hebben echter geen erkende triggers of risicofactoren. Het is waarschijnlijk dat omgevingsfactoren in wisselwerking met genetische factoren het totale risico op het ontwikkelen van deze aandoening bepalen.