Osteoporotische fracturen vormen een belangrijk gezondheidsprobleem vanwege hun gevolgen voor de morbiditeit, mortaliteit en het ontstaan van hoge sanitaire kosten. Hoewel we over adequate diagnose- en behandelingstechnieken beschikken om het risico op fracturen (RF) te verminderen, zijn we van mening dat osteoporose te weinig wordt gediagnosticeerd en dus te weinig wordt behandeld.
De FRAX is een online instrument dat is ontwikkeld door de Universiteit van Sheffield (2008), gesponsord door de WHO, dat de RF berekent aan de hand van een aantal klinische gegevens, en waarbij de waarden van de densitometrie niet onontbeerlijk zijn voor de resultaten.1 Gezien de kwaliteit van de variabelen en de gebruikte methodologie wordt dit instrument sterk aanbevolen voor de bepaling van de RF, omdat het aanvullende informatie verschaft die onafhankelijk is van de botmineraaldichtheid,2 en dus een nuttig instrument biedt om patiënten met een hoog risico te identificeren voor een opportune behandeling, en om patiënten met een laag risico opties te geven bij het aangeven van een densitometrie.1 Het heeft echter beperkingen en het klinisch oordeel blijft van fundamenteel belang. Men is het erover eens dat het gebruik van FRAX een waardevol algoritme voor de besluitvorming vormt; de in te voeren variabelen bevatten algemene en andere dichotome gegevens, behalve de densitometrie. Het gebruik van steroïden wordt als RF beschouwd en momenteel wordt niet gesproken over de mogelijkheid dat andere geneesmiddelen een negatieve invloed hebben op de botdichtheid; zo kan bijvoorbeeld een inadequate behandeling met schildklierhormoonsubstitutie de RF verhogen. Bovendien werd in een recente studie geconcludeerd dat het laagste normale niveau van TSH en het hoogste normale niveau van T4 bij euthyroïde volwassenen de RF verhogen, wat suggereert dat de optimale bereiken van schildklierfunctietests opnieuw moeten worden gedefinieerd.3 SGLT2-geneesmiddelen (met name canagliflozin), die op grote schaal worden gebruikt bij de controle van patiënten met diabetes mellitus, zouden schadelijke effecten kunnen hebben op de botkwaliteit en de RF kunnen verhogen.4 Interessant is dat in een recente publicatie wordt gesuggereerd dat antidiabetische GLP-1-therapie gunstig kan zijn voor het groeiende aantal oudere patiënten met diabetes mellitus, osteoporose en een hoge RF.5
Met deze kennis is onze suggestie dat als de patiënt een van deze geneesmiddelen gebruikt, hij/zij deze moet toevoegen aan het overeenkomstige vakje, aangezien tot nu toe alleen het gebruik van glucocorticoïden werd overwogen, en artsen dus de FRAX in hun klinische beslissingen kunnen betrekken. Wij achten dit aspect van groot belang omdat primaire hypothyroïdie en diabetes mellitus type 2 in ons land een hoge prevalentie hebben en een grote morbiditeit en mortaliteit; vandaar dat wij alert moeten zijn op deze mogelijkheid en onze patiënten een optimale follow-up moeten bieden en een benadering om een echte gepersonaliseerde en accurate geneeskunde in de echte wereld uit te voeren.6 Deze kennis moet worden verspreid in alle bij- en nascholingscursussen, en in de programma’s voor medische opleiding.