Hekkensabbat toont de duivel in de vorm van een met kransen omhangen geit, omringd door een heksenkring van misvormde, jonge en ouder wordende heksen in een maanverlicht dor landschap. De geit heeft grote horens en wordt gekroond door een krans van eikenbladeren. Een oude heks houdt een uitgemergeld kind in haar handen. De duivel lijkt op te treden als priester bij een inwijdingsceremonie voor het kind, hoewel het populaire bijgeloof in die tijd geloofde dat de duivel zich vaak voedde met kinderen en menselijke foetussen. Op de afbeelding zijn de skeletten van twee zuigelingen te zien; één ligt links op de grond, de ander wordt vastgehouden door een oud vrouwtje op de voorgrond.
Typisch voor de beeldtaal van hekserij, zijn veel van de gebruikte symbolen omgekeerd. De geit strekt zijn linker- in plaats van zijn rechterhoef uit naar het kind, terwijl de kwart maan linksboven buiten het doek is gericht. Op de middelste hoogvlakte vliegt een aantal vleermuizen over het hoofd, die met hun zwermende bewegingen de kromming van de maansikkel volgen.
Interesse in het bovennatuurlijke was een kenmerk van de Romantiek, en is bijvoorbeeld terug te vinden in Webers opera Der Freischütz. In een Spaanse context werden Goya’s schilderijen echter gezien als een protest tegen degenen die de waarden van de Spaanse inquisitie hooghielden en handhaafden, die tijdens de zeventiende-eeuwse Baskische heksenprocessen actief was geweest in de heksenjacht. De latere Heksensabbat werd geschilderd terwijl er een bittere strijd woedde tussen liberalen en voorstanders van een kerk en een door koningsgezinden geleide staat, die culmineerde in het zogenaamde Onheilspellende Decennium (1823-1833). Beide schilderijen kunnen worden gezien als een aanval op het bijgelovige geloof dat in Spanje heerste in een periode waarin verhalen over middernachtelijke bijeenkomsten van heksen en de verschijning van de duivel aan de orde van de dag waren onder de plattelandsbevolking. Ze weerspiegelen Goya’s minachting voor de neiging van het volk naar bijgeloof en de door de kerk geleide terugkeer naar middeleeuwse angsten. Goya’s afbeeldingen van dergelijke scènes dreven de spot met wat hij zag als middeleeuwse angsten die door de gevestigde orde werden uitgebuit voor politiek kapitaal en gewin.
In de twintigste eeuw werd het schilderij gekocht door de financier José Lázaro Galdiano en bij zijn dood aan de Spaanse staat geschonken.