Zoals bevestigd door de vijfde editie van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) kan de symptomologiespecificatie “met gemengde kenmerken” worden toegepast op manische episoden van een bipolaire stoornis type I, hypomanische episoden van ofwel een bipolaire stoornis type I of bipolaire stoornis type II en depressieve episoden van ofwel een bipolaire stoornis ofwel een depressieve stoornis type majeure depressiviteit, waarbij ten minste drie gelijktijdige kenmerken van de tegenovergestelde polariteit aanwezig moeten zijn. Als gevolg hiervan wordt de aanwezigheid van “gemengde kenmerken” nu herkend bij patiënten met een bipolaire II stoornis en een depressieve stoornis; maar zoals eerder opgemerkt, hoewel het gebruikelijk is de diagnose bipolaire stoornis pas te stellen na het optreden van een manische of hypomane episode, is de aanwezigheid van dergelijke kenmerken bij een depressieve patiënt, zelfs zonder een voorgeschiedenis van discrete manie of hypomanie, sterk suggestief voor de stoornis.
Twee kenmerken van zowel manie of hypomanie als depressie kunnen elkaar oppervlakkig overlappen en zelfs op elkaar lijken, namelijk “een toename in doelgerichte activiteit” (psychomotorische versnelling) versus psychomotorische agitatie en “vlucht van ideeën” en “racende gedachten” versus depressief herkauwen. Aandacht voor de ervaringen van de patiënt is zeer belangrijk. Bij de psychomotorische agitatie die gewoonlijk bij depressie voorkomt, wordt de “nerveuze energie” altijd overschaduwd door een sterk gevoel van uitputting en manifesteert zich als doelloze bewegingen (b.v. ijsberen, handenwringen); bij psychomotorische versnelling daarentegen komt de overmaat aan beweging voort uit een overvloed aan energie en is vaak gekanaliseerd en doelgericht. Evenzo ervaart de patiënt bij depressieve ruminatie de zich herhalende gedachten als zwaar, loodzwaar en ploeterend; bij psychische versnelling echter (zoals gezien wordt bij manie of hypomanie) verlopen de gedachten in een snelle progressie, waarbij vele thema’s, in plaats van een enkel thema, worden aangesneden. Zelfs wanneer dergelijke ervaringen worden verklaard op basis van depressie, bestaat echter nog steeds de mogelijkheid dat de depressieve episode wordt gecompliceerd door andere manische of hypomanische symptomen, in welk geval het vaak verstandig is om de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van de patiënt (b.v. familiegeschiedenis van bipolaire stoornis, vroege leeftijd van begin) te bekijken om te bepalen of de patiënt al dan niet een bipolaire stoornis heeft.