Geboren uit een Levietenfamilie op het eiland Cyprus, werd Barnabas voor zijn opleiding naar Jeruzalem gezonden, waar hij een discipel van Jezus werd. Het getuigenis van deze man voor Christus was zo ontroerend dat de apostelen hem, naast zijn voornaam Jozef, de bijnaam Barnabas gaven – “zoon van troost” of “zoon van bemoediging” (Handelingen 4:36) – een naam die hem zijn hele leven bijbleef.
Tijdens zijn hele christelijke leven gaf Barnabas blijk van het hart van een ware discipel van Jezus, door de eigenschappen te vertonen die Jezus zijn eerste volgelingen leerde (Mattheüs 10:1-42). Zijn belangrijkste opdracht was dat zij het evangelie zouden verkondigen, doden zouden opwekken, demonen uitdrijven en zieken genezen (10:8). Boven alles werden zij uitgezonden om het koninkrijk van God te bevorderen door de kracht van de Geest. Barnabas toonde deze doelgerichtheid toen hij naar Antiochië ging om daar voor de pas bekeerde heidenen te zorgen (Handelingen 11:22) en ook toen hij Saulus, de tot gelovige geworden vervolger, voorstelde aan de apostelen in Jeruzalem (9:27).
In beide gevallen gaf Barnabas blijk van een openheid voor de Heilige Geest die hem met vertrouwen en vrede in nieuwe en ongemakkelijke situaties bracht. Barnabas begreep dat discipelen van Jezus zich niet in de eerste plaats bezig moesten houden met hun eigen omstandigheden of met de verwachtingen van anderen. In plaats daarvan moesten hun vertrouwen en zekerheid voortkomen uit het kennen van Gods roeping en het vertrouwen op zijn voorziening. Barnabas stond Paulus bij op een kritiek moment, toen niemand anders bereid was hem te steunen. Bovendien stond hij er voor open dat de heidenen Christus zouden aanvaarden zonder zich aan de gehele Mozaïsche wet te onderwerpen. Dit zou niet gemakkelijk zijn geweest, maar door Barnabas’ werk kon de gemeente groeien, zowel in aantal als in volwassenheid.
Wij kunnen dezelfde macht en autoriteit kennen die Barnabas en alle andere apostelen kenden. Jezus heeft zijn heilige Geest aan ieder van ons gegeven, en Hij heeft ieder van ons in zijn dienst geroepen. Als we toelaten dat Jezus’ aanwezigheid in ons toeneemt, geven we God de vrijheid om door ons heen te werken en zijn koninkrijk op aarde te bevorderen.
Dit is een selectie uit Een jaar van viering: God ervaren door de Feestdagen van de Kerk (The Word Among Us Press, 2001).