Bourbon, Amerika’s oorspronkelijke gedistilleerde drank, stamt af van immigranten die in de 18e eeuw hun vaardigheden op het gebied van whiskey maken naar de Amerikaanse koloniën brachten. Rogge was voor hen het gewas bij uitstek, omdat het gemakkelijker te verbouwen was dan de traditionele gerst. Maar toen de kolonisten naar het westen van Kentucky trokken, dat een reputatie had verworven van vruchtbare grond en zuiver bronwater, werd maïs het basismateriaal voor hun whisky, en het vestigde een stijl die Kentucky zijn eigen kon noemen.
Sommigen zeggen dat deze whisky “Bourbon” werd omdat hij vanuit Kentucky werd verscheept in vaten die de naam “Bourbon County” droegen. Maar Michael Veach, auteur van “Kentucky Bourbon Whiskey: An American Heritage,” zegt dat dit gewoon een legende is en dat de oorsprong onbekend is. Hoe dan ook, de Kentucky whiskey-makers kregen een reputatie voor deze kwaliteitsvolle drank en de zaken gingen goed tot de opkomst van de drankbestrijding. Het verbod ontmantelde de Bourbon-industrie voor enkele jaren. Tegen de tijd dat het 21ste Amendement in 1933 een einde maakte aan het verbod, hadden de Amerikanen geen passie meer voor de robuuste, smaakvolle whisky van weleer; in plaats daarvan gaven ze de voorkeur aan lichtere versies van de drank. Pas decennia later gingen de Amerikanen weer op zoek naar grotere, rijkere Bourbons.
Hoewel het van oudsher met Kentucky verbonden is, mag Bourbon tegenwoordig overal in de Verenigde Staten worden gemaakt, zolang de producenten een recept en proces volgen dat bij wet is vastgesteld.