Spoedig nadat Coca-Cola op de markt was gekomen, werd Pemberton ziek en was hij bijna failliet, wat volgens sommige berichten te wijten was aan zijn voortdurende morfineverslaving. Hij begon de rechten op zijn formule te verkopen aan zijn zakenpartners in Atlanta en in 1888 verkochten Pemberton en zijn zoon het resterende deel van het patent aan Asa Candler. (Foto: HNA)
John Stith Pemberton, een luitenant-kolonel van de Confederatie, diende bij de verdediging van Columbia, Georgia, tijdens de Slag om Columbus in april 1865, waar hij een sabelwond in de borst opliep. Tijdens zijn herstel van de wond raakte hij verslaafd aan morfine, die hij gebruikte om de pijn te verzachten. Op zoek naar genezing van zijn verslaving, begon Pemberton in 1866 te experimenteren met het maken van pijnstillers die opiumvrije alternatieven waren voor morfine. Uiteindelijk begon hij te experimenteren met coca en coca wijnen, en creëerde een recept dat hij Pemberton’s French Wine Coca noemde. Het medicijn werd in Atlanta verkocht en geadverteerd aan oorlogsveteranen die leden aan drugsverslaving, depressie en alcoholisme, en aan “dames en al diegenen wier zittend werk zenuwinzinking veroorzaakt”. In 1886, toen Atlanta een drankverbod invoerde, produceerde Pemberton een alcoholvrij alternatief voor zijn French Wine Coca, door de basisstroop te mengen met koolzuurhoudend water. Hij besloot toen om het als fonteindrank te verkopen in plaats van als medicijn. Frank Robinson, die als boekhouder en partner van Pemberton fungeerde, gaf de siroopformule de naam Coca-Cola, waarbij Coca van de gebruikte cocabladeren kwam en Cola van de kola-noten.