De Blauwe Moskee wordt beschreven als een oase van vrede, en daar lijkt het ook echt op, gezien de duizenden witte duiven die de moskee omringen. De duiven zwermen op de bomen, het dak, en de trottoirs. Volgens de legende is de moskee zo heilig dat elke duif met een spikkeltje kleur op zijn veren onmiddellijk zuiver wit wordt als hij de moskee binnengaat.
Volgens de legende had een mullah (islamgeleerde) uit het Midden-Oosten een droom dat Ali bin Abi Talib, de schoonzoon en neef van de profeet Mohammed, zijn gebeente liet rusten in wat nu het noordwesten van Afghanistan is. Ahmad Sanjar, die van 1118 tot 1157 sultan van het Seltsjoekse Rijk was, was gegrepen door zijn verhaal en bouwde het heiligdom van Ali in het noordwesten van Afghanistan. Hij bouwde zelfs een stad rond het heiligdom, Mazar-i-Sharif genaamd, waar duizenden gelovige moslims naar toe trokken.
Helaas, een eeuw nadat het heiligdom was gebouwd, trok Genghis Khan op naar het westen. Toen hij Mazar-i-Sharif bereikte, verwoestte Khan het heiligdom volledig.
Maar het was niet voor lang weg. In 1481 herbouwde sultan Husayn Mizra de schrijn van Ali op een nog grootsere manier, in de vorm van een reusachtige blauwe moskee die tot op de dag van vandaag bestaat.
Als je er naar kijkt, lijkt het bouwwerk te zweven, een truc van de islamitische architectuur, die gebruik maakt van ingewikkeld beschilderde kleitegels. De tegels moeten voortdurend worden vervangen – twee vierkante meter per dag – door blootstelling aan de natuurlijke elementen en omdat de hoeken van bepaalde tegels vaak door pelgrims worden gestolen als religieuze aandenkens.
De Blauwe Moskee biedt een rustige ontsnapping aan de drukte van de straten en bazaars van Mazar-i-Sharif. Het is er altijd rustig, behalve wanneer de muezzin een van de dagelijkse oproepen tot gebed doet.