Het kleine hoopje puin leek op magische wijze te motiveren over het ruwe oppervlak van een vers gezaagde eiken stronk.
Bij nadere inspectie bleek dat het puin, stukjes wit, zwart en bruin, samengeklonterd tot een hoopje ter grootte van een potloodgummetje, was bedekt met een stel pootjes dat eronder scharrelde. Een klein gezichtje was zichtbaar aan de onderrand.
Hou de junk bug. Of vuilnisbug. Of zelfs afvalkever, als je dat liever hebt.
Sjouwend over de stronk, zag de kever eruit als een dakloze zwerver met al zijn bezittingen op zijn rug gebonden.
In werkelijkheid is de afvalkever een koelbloedige moordenaar. Bestudeer het hoopje dat hij bij zich draagt eens goed. Dat zijn geen stukjes blad en vuil op zijn rug.
De hoop bestaat uit dode lichamen.
De junkkever, ook wel bladluis genoemd, is een vraatzuchtig roofdier, dat over de hele wereld voorkomt. De wants is eigenlijk het larvenstadium van de groene gaasvlieg, een delicaat en lieflijk vliegend insect.
Lacewings worden vaak ’s nachts gevonden in de buurt van een portieklamp. Hun lichaam is levendig en limoengroen. Grote ogen en grote, doorzichtige vleugels met een ingewikkeld filigraan van aderen doen meer denken aan feeën dan aan insecten.
Maar het larvenstadium, het junk bug stadium, is beslist lelijker.
Wetenschappers zeggen dat junkkevers hun prooien op hun rug stapelen als onderdeel van een ingewikkelde camouflage, ontworpen om vogels en roofmieren voor de gek te houden. Soms voegen de wantsen andere stukjes puin toe die ze vinden, zoals kleine stukjes korstmos of bladeren. De camouflage helpt de kevers waarschijnlijk zowel bij het jagen als bij het verbergen. Bladluizen zijn een favoriet doelwit, net als de onverzorgde eitjes van andere wantsen.
Het is mogelijk om het hoopje puin dat een wants bij zich draagt van zijn rug af te trekken. Als je de stukjes uit elkaar haalt, zijn de insectenkarkassen onmiskenbaar. De meeste zijn spookachtig wit. Hoofden en poten zijn gemakkelijk te onderscheiden.
Junk bugs voeden zich door in een zachte prooi te steken met een paar scherpe, hoornachtige monddelen. De monddelen zijn hol. Eenmaal gestoken in een slachtoffer, slurpt de junkwants het zachte binnenste van zijn prooi eruit, als een kind dat een milkshake door een rietje opzuigt.
Dan wordt de lege en levenloze schil toegevoegd aan de gruwelijke stapel en de junkwants scharrelt verder, op zoek naar zijn volgende slachtoffer.