In de pre-alfabetische fase verdienen alfabetkennis, fonologisch bewustzijn en taalontwikkeling de nadruk. In de vroege alfabetische en latere alfabetische stadia moeten fonologisch bewustzijn en fonetiek, woordherkenning en spelling de nadruk krijgen met dagelijkse oefening in het lezen van eenvoudige, decodeerbare boeken. Woordenschat en begrip worden vanaf het begin onderwezen, met een vroege nadruk op voorlezen totdat kinderen zelf “echte” boeken kunnen lezen. Vloeiend lezen, uitbreiding van de woordenschat en het ontcijferen van langere woorden verdienen de nadruk in de tweede klas. Gevorderde fonetiek, inclusief het bestuderen van betekenisvolle woorddelen, moet de hele basisschool doorgaan.
Tabel 4.3 Leesinstructie-onderdelen die typisch zijn voor elk klasniveau
Klik om een grotere afbeelding te zien
Naarmate kinderen meer vertrouwd en vaardig worden met geschreven taal, zal meer instructietijd worden besteed aan begrip op woord-, zins-, en hele-tekstniveau. Programma’s moeten breed lezen in een verscheidenheid van teksten en grondige discussies over de betekenis van teksten bevorderen. Uiteindelijk zijn de beste lezers degenen die het meest lezen en die leren om diepgaande vragen te stellen terwijl ze lezen. Geschreven reacties op het lezen bevorderen dat soort diepgaande reflectie.
Ten slotte zijn het de interacties of onderlinge relaties tussen de essentiële componenten die de meeste aandacht zullen krijgen in LETRS. Like any well-designed machine, the reading brain works best when the right parts are engaged in the right order and at the right speeds to accomplish specific jobs.
Teaching Tips
Click to see larger image