Lissabon aardbeving van 1755, serie aardbevingen die plaatsvond in de ochtend van 1 nov. 1755, met als gevolg ernstige schade aan de havenstad Lissabon en de dood van naar schatting 60.000 mensen in Lissabon alleen. Door het hevige schudden werden grote openbare gebouwen en ongeveer 12.000 woningen verwoest. Omdat 1 november Allerheiligen is, woonde een groot deel van de bevolking de mis bij op het moment dat de aardbeving toesloeg; de kerken, die niet bestand waren tegen de seismische schok, stortten in, waarbij duizenden gelovigen om het leven kwamen of gewond raakten.
Nieuw onderzoek wijst uit dat de belangrijkste seismische bron breuken in de zeebodem waren langs de tektonische plaatgrenzen van het Midden-Atlantische gebied. De aardbeving veroorzaakte een tsunami die golven veroorzaakte van ongeveer 6 meter hoog in Lissabon en 20 meter hoog in Cádiz, Spanje. De golven reisden in 10 uur westwaarts naar Martinique in de Caraïbische Zee, een afstand van 6.100 km, en bereikten daar een hoogte van 4 meter boven gemiddeld zeeniveau. Er werd zelfs schade gemeld in Algiers, 1.100 km naar het oosten. Het totale aantal doden omvatte ook de verdrinkingsdood en de branden die gedurende zes dagen na de schok in heel Lissabon woedden. De aardbevingen werden nog eeuwenlang afgebeeld in de kunst en de literatuur, waardoor de “Grote aardbeving van Lissabon”, zoals ze bekend is geworden, een belangrijke gebeurtenis in de Europese geschiedenis is geworden. Zie ook: breuk; platentektoniek; seismische golf.