“Weet je wie ik ben?” Die vraag werd gesteld aan Polycarpus, de grote bisschop van de vroege kerk. Polycarpus was trouw tot het einde toe, en hij was een van de eerste martelaren voor het geloof. En hij had een interessante ontmoeting met een andere zeer bekende figuur in de vroege kerk, één die niet bekend staat om de goede dingen die hij deed, maar om de slechte dingen die hij deed.
Deze figuur was blijkbaar ook erg onder de indruk van zichzelf. Bij een gelegenheid ontmoette hij Polycarpus. Hij ging naar Polycarpus toe, keek hem recht in de ogen, en zei: “Weet je wie ik ben?” Polycarpus wilde niets van deze aanmatiging weten. Hij keek hem recht in de ogen en antwoordde snel: “Ja, ik ken je heel goed, jij eerstgeboren zoon van de duivel.” Deze figuur was Marcion. Hij was een bekende ketter, of stichter van een ketterij.
Marcion’s geboortejaar is onbekend; schattingen lopen uiteen van 85 tot 110 na Christus. We weten wel dat hij rond 160 is gestorven. Hij was de zoon van een bisschop in Turkije. Marcion zat blijkbaar in de scheepvaart, en hij deed het erg goed voor zichzelf. Rond 140 ging hij naar Rome. Hij wilde invloed kopen in de kerk, dus gaf hij een aanzienlijk bedrag – een schatting zegt twintigduizend munten – aan de kerk van Rome. Maar al snel zagen de kerkfunctionarissen dat hij geen goede man was en dat dit geen goede richting was voor de kerk, dus werd hij snel geëxcommuniceerd en weggestuurd met al die twintigduizend munten.
Wat was de leer van Marcion die zo problematisch was? Marcion had zich ingeleefd in Plato’s idee dat materie slecht is, en dus was de God van het Oude Testament, de God die de wereld had geschapen, geen God die hij kon verteren. Er moest een afstand zijn tussen God en materie in Marcion’s denken, dus de scheppende God van het Oude Testament was geen ware God of Hij was een mindere God. Als gevolg daarvan schreef Marcion in feite het hele Oude Testament af. Hij schreef ook de boeken van het Nieuwe Testament af die sterk afhankelijk zijn van het Oude Testament. Van de vier evangeliën hield hij alleen van Lucas. En van de brieven hield hij zeker niet van Petrus of Hebreeën. Marcion’s canon – zijn opvatting over wat Gods openbaring voor ons is – was een zeer korte canon. Het bestond uit Lucas en tien van Paulus’ brieven, en dan nog ging hij terug in sommige van Paulus’ brieven en schrapte enkele van zijn leerstellingen.
Marcion’s canon had eigenlijk een positief neveneffect: zijn ketterse leer zette de kerk aan tot nadenken over de canon. Tegen het einde van de tweede eeuw formuleerde de kerk de canon van het Oude Testament, grotendeels als reactie op Marcion en zijn ketterij. De kerk reageerde ook op Marcion’s visie op Christus. Het is duidelijk dat Marcion geen goed beeld had van de incarnatie – omdat hij de stoffelijke wereld hekelde, ontkende hij de ware menselijkheid van Christus. Kerkvaders als Irenaeus en Tertullianus gingen ook op dit punt achter Marcion aan.
Dus, “Weet je wie ik ben?” Ja, Polycarpus wist wie hij was, en Polycarpus wist dat hij slecht was voor de kerk.