Een toneelstuk, zoals de meesten van jullie wel weten, is een toneelstuk waarbij levende acteurs op een podium staan en een verhaal uitbeelden voor een publiek. Tijdens de Middeleeuwen waren de meeste toneelstukken religieus en werden ze gebruikt om mensen te leren over de Bijbel, het leven van heiligen, of hoe je je leven op de juiste manier moet leiden. Er waren drie verschillende soorten toneelstukken die in de middeleeuwen werden opgevoerd; het mysteriespel, het mirakelspel en het moraliteitsspel.
Mysteriespelen waren verhalen die uit de Bijbel waren gehaald. Elk toneelstuk had vier of vijf verschillende scènes of bedrijven. De priesters en monniken waren de acteurs. Elke scène of handeling werd op een andere plaats in de stad opgevoerd en de mensen trokken van het ene toneel naar het andere om het stuk te bekijken. Het stuk eindigde meestal buiten de kerk, zodat de mensen na het kijken naar het stuk naar de kerk gingen om een preek te horen.
Het mirakelspel ging over het leven of de daden van een heilige, meestal over de daden die van die persoon een heilige maakten. Een populair mirakelspel ging over Sint Joris en de draak.
Moraliteitsspelen waren bedoeld om mensen een lesje te leren over hoe ze hun leven moesten leiden volgens de regels van de kerk.
Soms hadden deze toneelstukken uitgebreide decors, soms helemaal geen decors. Het leek niet uit te maken. De mensen woonden deze toneelstukken bij. Ze hoefden niet, maar het was een onderbreking van hun normale dagelijkse leven.