Nāga

Nāga, groep van stammen die de Nāga-heuvels van de deelstaat Nāgāland (q.v.) in het noordoosten van India bewonen. Zij omvatten meer dan 20 stammen van gemengde afkomst, variërende culturen, en zeer verschillende lichaamsbouw en verschijningsvormen. De talrijke Nāga-talen (die soms als dialecten worden geclassificeerd) behoren tot de Tibeto-Burman groep van de Sino-Tibetaanse taalfamilie. Bijna elk dorp heeft zijn eigen dialect; verschillende groepen Nāga’s communiceren in gebroken Assamees (Nāgamese), of soms in het Engels en Hindi. De grootste stammen zijn de Konyaks, Āos, Tangkhuls, Semās, en Angāmis.

De meeste Nāgas leven in kleine dorpen die strategisch zijn geplaatst op hellingen en in de buurt van water. Zwerflandbouw (jhūm) wordt over het algemeen beoefend, hoewel sommige stammen aan terrasbouw doen. Rijst en gierst zijn de basisvoedingsmiddelen. Tot de kunst en nijverheid behoren weven (op eenvoudige gespannen weefgetouwen) en houtsnijwerk. Nāga-vissers staan bekend om het gebruik van bedwelmende middelen om vissen te doden of uit te schakelen.

De organisatie van de stam varieert van autocratie tot democratie, en de macht berust soms bij een raad van stamoudsten of een stamraad. Afstamming vindt plaats via de vaderlijke lijn; clan en verwantschap zijn fundamenteel voor de sociale organisatie.

Als gevolg van zendingspogingen die dateren uit de 19e-eeuwse Britse bezetting van het gebied, is een aanzienlijke meerderheid van de Nāgas christen.

Abonneer op Britannica Premium en krijg toegang tot exclusieve content. Abonneer u nu

Als reactie op nationalistische politieke sentimenten onder de Nāga-stammen creëerde de regering van India in 1961 de staat Nāgāland.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.