Panegyric, eulogistic oration or laudatory discourse that originally was a speech delivered at an ancient Greek general assembly (panegyris), such as the Olympic and Panathenaic festivals. Sprekers maakten vaak van deze gelegenheden gebruik, wanneer Grieken van verschillende steden bijeen waren, om de Helleense eenheid te bepleiten. Met dit doel voor ogen en ook om hun toehoorders tevreden te stellen, hadden zij de neiging uit te weiden over de vroegere glorie van de Griekse steden; vandaar kwamen de encomiastische associaties die uiteindelijk aan de term panegyric kleefden. De beroemdste oude Griekse panegyrieën die intact zijn gebleven zijn de Panegyricus (ca. 380 v. Chr.) en de Panathenaicus (ca. 340 v. Chr.), beide van Isocrates.
Averwant aan de panegyric was de epitaphion, of begrafenisrede, zoals Pericles’ begrafenistoespraak zoals opgetekend door Thucydides, een lofrede op zowel oorlogshelden als op Athene zelf.
In de 2e eeuw ad, combineerde Aelius Aristides, een Griekse retoricus, lofprijzingen op beroemde steden met loftuitingen op de regerende Romeinse keizer. In zijn tijd was de panegyric waarschijnlijk gespecialiseerd geraakt in dit laatste verband en was daarom verwant aan de oude Romeinse gewoonte om op festivals de glorie van beroemde mannen uit het verleden te vieren en om laudationes funebres uit te spreken bij de begrafenissen van eminente personen.
Een ander soort Romeinse eulogistische toespraak was de gratiarum actio (“dankzegging”), uitgesproken door een succesvolle kandidaat voor een openbaar ambt. De XII Panegyrici Latini, een oude verzameling van deze toespraken, bevat de gratiarum actio uitgesproken door Plinius de Jongere toen hij in ad 100 door keizer Trajanus tot consul werd benoemd. Laat-Romeinse schrijvers uit de 3e tot de 5e eeuw prezen en vleiden de keizers zonder onderscheid in panegyrics die soms in verzen werden geschreven.
Hoewel de panegyriek vooral een literaire vorm is die wordt geassocieerd met de klassieke oudheid, werd deze ook in de Europese Middeleeuwen geschreven, vaak door christelijke mystici die God prezen, en in de Renaissance en Barok, met name in Elizabethaans Engeland, in Spanje tijdens de Gouden Eeuw, en in Frankrijk onder het bewind van Lodewijk XIV.