Vier humorale factoren blijken een belangrijke rol te spelen in de regulatie van aldosteron secretie. Dit zijn ACTH, kalium, natrium en angiotensine II. ACTH lijkt weinig of geen rol te spelen bij de instandhouding van bijnier zona glomerulosa cellen in reactie op specifieke stimuli. Er zijn echter aanwijzingen dat fysiologische ACTH-niveaus de schommelingen van minuut tot minuut van het plasma aldosteron reguleren. Bij de mens en bij proefdieren kunnen zowel veranderingen in de kaliumbalans als acute verhogingen van het serumkalium de productie van aldosteron stimuleren. Het belang van het kaliumion in de controle van de aldosteronsecretie kan ten volle worden begrepen door de demonstratie dat de aldosteronreacties op andere stimuli subnormaal zijn in aanwezigheid van kaliumdepletie. Veranderingen in natrium in het dieet kunnen de aldosteronreactie op een aantal acute stimuli veranderen. Natriumtekort versterkt de aldosteronreacties op ACTH-infusie, kaliumbelasting en angiotensine II-toediening. Een verhoogde omzetting van corticosteron in aldosteron (door natriumdepletie) in combinatie met een acute stimulus die inwerkt op een eerdere stap in de aldosteronbiosynthese verklaart waarschijnlijk het sensibiliserende effect van natriumbeperking via de voeding. De laatste jaren zijn er indirecte aanwijzingen dat het COOH-terminale heptapeptidefragment van angiotensine II een rol kan spelen bij de aldosteron-stimulerende activiteit van het renine-angiotensinesysteem. Het bewijs hiervoor is afkomstig uit in vivo en in vitro studies waaruit blijkt dat angiotensine II en het heptapeptide de aldosteronproductie even goed stimuleren en dat hun relatieve bindingspotentie aan bijnier-zona glomerulosa-cellen identiek is. Bovendien zijn de heptapeptide-antagonisten krachtige en specifieke remmers van de door angiotensine II geïnduceerde biosynthese van aldosteron. De gegevens sluiten echter niet uit dat angiotensine II de productie van aldosteron kan stimuleren zonder voorafgaande omzetting in het heptapeptide.