Willliam Henry Fox Talbots volgende doorbraak kwam tussen de jaren 1840 en 1841, toen hij de stappen van het negatief-naar-positief proces verder verfijnde. (In de loop van zijn experimenten overwoog hij zelfs de mogelijkheid om direct positieve beelden te maken, die hij leucotypes noemde). De uitvinder begon echter meer succes te hebben met een nieuwe techniek: het uitontwikkelde negatief, bekend als een calotype. De calotypie was een latent beeldproces. Het zichtbare beeld werd pas verkregen door verdere chemische ontwikkeling. Net als bij het fotogenieke tekennegatief kon Talbot met de calotypie meerdere positieve afdrukken van een enkel beeld maken.
Om een calotypie te maken, creëerde Talbot een lichtgevoelig oppervlak door een vel papier, meestal schrijfpapier, te bedekken met een oplossing van zilvernitraat. Hij droogde het papier tot op zekere hoogte en bestrooide het met kaliumjodide om zilverjodide te produceren. Voordat het negatief in de camera werd belicht, bracht Talbot een laatste laag aan op het papier met een oplossing van zilvernitraat gemengd met azijnzuur en galluszuur. Het lichtgevoelige papier werd vervolgens belicht in de camera.
Na de belichting ontdekte Talbot dat hij het latente beeld, dat zich op het negatief had gevormd maar nog niet zichtbaar was, naar buiten kon brengen door het papier opnieuw te wassen met zilvernitraat vermengd met kleine hoeveelheden azijnzuur en galluszuur. Talbots toepassing van de latente-beeldtechniek vergrootte de fotografische gevoeligheid van het negatief aanzienlijk en verkortte zo de noodzakelijke belichtingstijd in de camera. Deze techniek, die bekend staat als een “developed out process”, bracht het zichtbare beeld naar voren met behulp van chemicaliën.
De laatste stap bestond uit het fixeren van de calotypie met hyposulfiet van soda (hypo) of halogeniden (kaliumjodide en kaliumbromide). Kalotypes die met kaliumjodide waren gefixeerd, vertoonden een gele oplichtende toon. Om een afdruk met meer detail te produceren, zette Talbot het negatief vaak in de was na het bewerken. De was drong door de papiervezels en maakte het negatief doorzichtiger. Dit proces liet meer licht door tijdens het afdrukken en produceerde een afdruk met minder zichtbare papiervezels.