Section 2511 – Title 23 – DOMESTIC RELATIONS

23c2511h

SUBCHAPTER B

INVOLUNTARY TERMINATION

Sec.

2511. Grounds for involuntary termination.

2512. Petition for involuntary termination.

2513. Hearing.

2514. Special provisions when child conceived as a result of rape or incest.

Cross References. Subchapter B is referred to in section 2504.1 of this title; section 6351 of Title 42 (Judiciary and Judicial Procedure).

23c2511s

§ 2511. Gronden voor onvrijwillige beëindiging.

(a) Algemene regel.–De rechten van een ouder ten aanzien van een kind kunnen worden beëindigd na een verzoekschrift dat op een van de volgende gronden is ingediend:

(1) De ouder heeft door gedragingen die gedurende een periode van ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift hebben voortgeduurd, blijk gegeven van een vast voornemen om afstand te doen van de ouderlijke aanspraak op een kind of heeft geweigerd of nagelaten de ouderlijke plichten te vervullen.

(2) De herhaalde en voortdurende onbekwaamheid, het misbruik, de verwaarlozing of de weigering van de ouder heeft ertoe geleid dat het kind de wezenlijke zorg, controle of levensonderhoud, nodig voor zijn lichamelijk of geestelijk welzijn, heeft moeten ontberen en de omstandigheden en oorzaken van de onbekwaamheid, het misbruik, de verwaarlozing of de weigering kunnen of zullen door de ouder niet worden verholpen.

(3) De ouder is de vermoedelijke maar niet de natuurlijke vader van het kind.

(4) Het kind is onder het gezag van een instantie, gevonden onder zodanige omstandigheden dat de identiteit of verblijfplaats van de ouder onbekend is en niet door zorgvuldig zoeken kan worden achterhaald en de ouder het kind niet opeist binnen drie maanden nadat het kind is gevonden.

(5) Het kind is door de rechter of op grond van een vrijwillige overeenkomst met een instantie gedurende een periode van ten minste zes maanden aan de zorg van de ouder onttrokken, de omstandigheden die tot de onttrekking of plaatsing van het kind hebben geleid, bestaan nog steeds, de ouder kan of wil die omstandigheden niet binnen een redelijke termijn verhelpen, de diensten of bijstand die redelijkerwijs beschikbaar zijn voor de ouder waarschijnlijk niet binnen een redelijke termijn een einde zullen maken aan de omstandigheden die hebben geleid tot de verwijdering of plaatsing van het kind, en de beëindiging van de ouderlijke rechten het best tegemoet komt aan de behoeften en het welzijn van het kind.

(6) In het geval van een pasgeboren kind, de ouder weet of reden heeft om te weten van de geboorte van het kind, woont niet samen met het kind, is niet getrouwd met de andere ouder van het kind, heeft nagelaten om gedurende een periode van vier maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift redelijke inspanningen te verrichten om wezenlijk en voortdurend contact met het kind te onderhouden en heeft gedurende dezelfde periode van vier maanden nagelaten wezenlijke financiële steun voor het kind te verschaffen.

(7) De ouder is de vader van een kind dat is verwekt als gevolg van een verkrachting of incest.

(8) Het kind is door de rechtbank of op grond van een vrijwillige overeenkomst met een instantie uit de zorg van de ouder verwijderd, er zijn 12 maanden of meer verstreken sinds de datum van verwijdering of plaatsing, de omstandigheden die tot de verwijdering of plaatsing van het kind hebben geleid, bestaan nog steeds en de beëindiging van de ouderlijke rechten zou het beste tegemoet komen aan de behoeften en het welzijn van het kind.

(9) De ouder is veroordeeld voor een van de volgende feiten waarbij het slachtoffer een kind van de ouder was:

(i) een misdrijf onder 18 Pa.C.S. Ch. 25 (met betrekking tot criminele moord);

(ii) een misdrijf onder 18 Pa.C.S. § 2702 (met betrekking tot zware mishandeling);

(iii) een strafbaar feit in een ander rechtsgebied dat gelijkwaardig is aan een strafbaar feit in subparagraaf (i) of (ii); of

(iv) een poging, verzoek of samenzwering om een strafbaar feit in subparagraaf (i), (ii) of (iii) te plegen.

(10) De ouder is door een bevoegde rechtbank schuldig bevonden aan seksueel misbruik van het kind of een ander kind van de ouder op basis van een rechterlijke uitspraak zoals uiteengezet in lid (1)(i), (ii), (iii) of (iv) of (4) van de definitie van “gegronde melding” in sectie 6303(a) (met betrekking tot definities) waar de gerechtelijke uitspraak is gebaseerd op een vaststelling van “seksueel misbruik of seksuele uitbuiting” zoals gedefinieerd in sectie 6303(a).

(11) De ouder is verplicht zich te registreren als zedendelinquent onder 42 Pa.C.S. Ch. 97 Subch. H (relating to registration of sexual offenders) of I (relating to continued registration of sexual offenders) of zich te registreren bij een zedendelinquentenregister in een andere jurisdictie of een ander land.

(b) Andere overwegingen.–Het hof zal bij het beëindigen van de rechten van een ouder in de eerste plaats rekening houden met de ontwikkelingsbehoeften, de fysieke en emotionele behoeften en het welzijn van het kind. De rechten van een ouder zullen niet uitsluitend worden beëindigd op grond van omgevingsfactoren, zoals onvoldoende huisvesting, meubilair, inkomen, kleding en medische zorg, indien deze buiten de macht van de ouder blijken te liggen. Met betrekking tot een verzoekschrift ingediend op grond van subparagraaf (a)(1), (6) of (8), zal de rechtbank geen rekening houden met eventuele inspanningen van de ouder om de daarin beschreven omstandigheden te verhelpen die voor het eerst worden ondernomen nadat kennisgeving is gedaan van de indiening van het verzoekschrift.

(c) Recht om persoonlijke en medische geschiedenisgegevens in te dienen.–Op het moment dat de beëindigingsbeschikking wordt toegezonden aan de ouder wiens rechten zijn beëindigd, stelt de rechter de ouder schriftelijk in kennis van zijn of haar voortdurende recht om persoonlijke en medische informatie, ongeacht of de medische aandoening al dan niet bestaat of kan worden ontdekt op het moment van de adoptie, in een bestand op te nemen bij de rechter en bij het Department of Public Welfare overeenkomstig subhoofdstuk B van hoofdstuk 29 (betreffende registers en toegang tot informatie).

23c2511v

(21 mei 1992, P.L.228, No.34, eff. 60 dagen; 20 dec. 1995, P.L.685, No.76; 4 apr. 1996, P.L.58, No.20, eff. 60 dagen; 9 nov. 2006, P.L.1358, No.146, eff. 180 dagen; 27 okt. 2010, P.L.961, No.101, eff. 180 dagen; 28 okt. 2016, P.L.966, No.115, eff. imd.; 21 feb. 2018, P.L.27, No.10, eff. imd.; 12 juni 2018, P.L.140, No.29, eff. imd.).

2018 Wijzigingen. Act 10 wijzigde subsec. (a)(11) en Act 29 hernam subsec. (a)(11).

2016 Wijziging. Wet 115 voegde subsec. (a) (10) en (11) toe.

2010 Wijziging. Wet 101 wijzigde subsec. (c).

2006 Wijziging. Wet 146 toegevoegd subsec. (a) (9).

1996 Wijziging. Wet 20 wijzigde subsec. (a) (7).

1995 Wijziging. Wet 76 wijzigde subsecs. (b) en (c) en voegde subsec. (a)(8) toe. Sectie 7 van Act 76 bepaalde dat subsecs. (b) en (c) van kracht worden binnen 60 dagen en, met betrekking tot een kind dat uit de zorg van de ouder is verwijderd door de rechtbank of krachtens een vrijwillige overeenkomst met een instelling vóór de ingangsdatum van Wet 76, subsectie (a)(8) van kracht wordt 12 maanden na de ingangsdatum van Wet 76.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.