Het enorme Segovia Aqueduct, versierd met het wapen van Segovia, is een van de best bewaarde getuigen van de ingenieurskunst van het oude Rome.
Hoewel de exacte bouwdatum moeilijk te achterhalen is door het ontbreken van enige inscriptie, wordt algemeen aangenomen dat het aquaduct (en de aquaductbrug) rond de 1e of 2e eeuw na Christus zijn gebouwd. Veel van de prachtige aquaducten van het Romeinse Rijk zijn uiteengevallen, waarbij alleen ruïnes en pijlers overgebleven zijn om hun bestaan te markeren. Van de weinige aquaducten die nog overeind staan, is dat van Segovia niet alleen opmerkelijk goed bewaard gebleven, maar het bleef de stad ook tot ver in de 20e eeuw van water uit de rivier de Frio voorzien.
Ruwweg 2.950 ft. lang en op het hoogste punt bijna 94 ft. hoog, bestaat de aquaductbrug uit 167 bogen ondersteund door pijlers. De kolossale granieten blokken zijn zonder gebruik van mortel of klemmen aan elkaar verbonden, ingenieus bijeengehouden door evenwichtskrachten. Het ontwerp volgt de richtlijnen die zijn opgesteld door de Romeinse architect en ingenieur Vitruvius in zijn meerdelige architectuurgids De Architectura uit 15 v. Chr., geschreven voor Vitruvius’ gulle beschermheer, Julius Caesar.
Betiteld als “Puente de Diablo” of Duivelsbrug vanwege een plaatselijke legende over Lucifer’s rol in de bouw van de brug om indruk te maken op een vriendin, is het aquaduct waarschijnlijk het best te bewonderen op het Azoguejo plein, waar de pijlers op hun hoogste punt staan. Het aquaduct, een torenhoog symbool van Segovia, is een buitengewone illustratie van het huwelijk tussen de grandioze schoonheid en ingenieuze functionaliteit die de architectuur van het oude Rome definieerde.