Antipsychotica worden vaak gebruikt om de symptomen van bipolaire stoornis te bestrijden. Vroeger werden ze alleen gebruikt tijdens stemmingsperioden, maar tegenwoordig worden ze aan 60% van de bipolaire stoornispatiënten voorgeschreven als voltijdse onderhoudstherapie. Artsen schrijven gewoonlijk atypische, tweede generatie antipsychotica voor onderhoudstherapie voor, in tegenstelling tot typische, eerste generatie antipsychotica, omdat de laatste een veel hoger risico op bijwerkingen als paranoia, angst, tardieve dyskinesie en dystonie met zich meebrengen. Atypische antipsychotica kunnen ook doeltreffender zijn bij therapieresistente bipolaire stoornis. Antipsychotica van de tweede generatie hebben nog steeds een lange lijst van bijwerkingen, waarvan slaperigheid een van de meest voorkomende is.
Voorbeelden van atypische antipsychotica zijn:
Slaperigheid, ook wel slaperigheid of somnolentie genoemd, kan zowel als een positieve als negatieve bijwerking worden beschouwd, afhankelijk van de patiënt en zijn huidige toestand. Antipsychotica kunnen tijdens acute psychotische episoden als sedativa werken.
Tijdens manische episoden kunnen patiënten slapeloosheid ervaren, waarbij ze soms dagen achtereen niet slapen zonder zich moe te voelen. Slapeloosheid treedt vaak op in perioden van depressie, wanneer patiënten willen slapen maar daartoe niet in staat zijn. In deze gevallen is slaperigheid een positieve bijwerking, omdat het kan helpen als slaaphulp voor patiënten.
Wanneer slaap niet noodzakelijkerwijs het gewenste effect is van het nemen van een antipsychoticum, wordt slaperigheid beschouwd als een negatieve bijwerking. Sommige patiënten ervaren slechts een licht kalmerend effect, terwijl anderen moeite kunnen hebben om wakker te blijven wanneer dat nodig is. Wanneer de slaperigheid ernstig is, kan dit een van de belangrijkste factoren zijn waarom patiënten stoppen met de behandeling. Slaperigheid kan sociale en beroepsproblemen veroorzaken en kan gevaarlijk zijn bij het bedienen van machines of in het verkeer.
Antipsychotica veroorzaken slaperigheid op vrijwel dezelfde manier als antihistaminica dat doen. Beide soorten geneesmiddelen blokkeren histamine op H1-receptoren. Histamine helpt de slaap/waak cyclus van het lichaam te regelen door het produceren en blokkeren van bepaalde soorten histamine op verschillende tijdstippen gedurende de dag. Het produceren van histamine bevordert de waakzaamheid en het blokkeren van histamine veroorzaakt slaperigheid. Antipsychotica beïnvloeden andere neurotransmitters in de hersenen die betrokken zijn bij het circadiane ritme, zoals GABA en serotonine. Verhoging van een van deze neurotransmitters vermindert symptomen zoals angst, maar kan een kalmerend effect veroorzaken.
Sommige antipsychotica veroorzaken eerder slaperigheid dan andere. A new analysis by Fang Fang et. al published in the journal CNS Drugs discusses the cause and severity of somnolence among the most common first and second generation antipsychotics as well as recommendations on how the side effect can be managed.
The researchers grouped the medications into three categories according to the severity of drowsiness as a side effect: high somnolence, moderate somnolence and low somnolence.
High somnolence:
- clozapine (Clozaril)
Moderate somnolence:
- olanzapine (Zyprexa)
- perphenazine (Trilafon)
- quetiapine (Seroquel)
- risperidone (Risperdal)
- ziprasidone (Geodon)
Low Somnolence
The researchers also included four recommendations on ways to combat the effects of drowsiness caused by antipsychotics in maintenance therapy.
1 Schrijf een antipsychoticum voor met een lagere somnolentie.
2 Verminder gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die ook slaperigheid kunnen veroorzaken.
3 Wacht tot de tolerantie is opgebouwd. Na ongeveer twee weken zou het slaperigheidseffect moeten beginnen af te nemen.
4 Voeg een stimulerend middel toe zoals modafinil (Provigil) of armodafinil (Nuvigil). Dit moet met uiterste voorzichtigheid worden gedaan, omdat stimulerende middelen manie of manische symptomen kunnen opwekken bij mensen met een bipolaire stoornis.
Deze aanbevelingen gaan ervan uit dat alle dingen gelijk zijn in onderhoudstherapie. Als bijvoorbeeld een middel met weinig slaperigheid niet blijkt te werken, kan een middel met meer kans op slaperigheid moeten worden overwogen. Het is aan de patiënten en hun artsen om een medicijn te vinden dat zowel effectief als verdraagbaar is voor de patiënt. Anders bestaat de kans dat patiënten zich niet aan het behandelingsplan houden, waardoor het beloop van hun bipolaire stoornis verslechtert.