Tin Pan Alley* is de naam die gegeven is aan de verzameling muziekuitgevers en songwriters in New York City die de populaire muziek van de Verenigde Staten domineerden aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw.
De naam kwam van het geluid van pianospelers die hun liedjes plugden bij muziekuitgevers. De “steeg” was eigenlijk een opeenvolging van locaties in Manhattan, allemaal min of meer langs Broadway.
Bedenk dat op dit punt in de tijd het schrijven van populaire liedjes voor een groot deel op elke andere baan leek. Mensen gingen naar een kantoor in een van deze gebouwen en produceerden liedjes. Dit wil niet zeggen dat populaire songwriting daarvoor niet bestond. De negentiende-eeuwse componist Stephen Foster slaagde erin zo’n 200 liedjes te schrijven ruim voor het bestaan van Tin Pan Alley en voor zover ik weet, schreef hij die in zijn studeerkamer. (En toch passend, Foster, een Pennsylvaniaan, bracht de laatste vier jaar van zijn korte leven door in New York City.)
Niets werd aan het toeval overgelaten. Er werd marktonderzoek gedaan om te bepalen wat populair was en componisten schreven naar die stijlen. Er werden tests gedaan bij luisteraars en uitvoerders. Alleen degene die een hit zouden worden, werden geselecteerd. (Dit doet me enigszins denken aan Berry Gordy’s kwaliteitsmethoden jaren later bij Motown.)
Mensen die bekend stonden als song pluggers waren zangers en/of pianospelers die in warenhuizen en muziekwinkels werkten. “Typisch, de pianist zat op de tussenverdieping van een winkel en speelde de muziek die naar hem werd gestuurd door de winkelbediende die de bladmuziek verkocht. Patroons konden elke titel kiezen, het laten bezorgen bij de songplugger, en een preview van het deuntje krijgen alvorens het te kopen.” George Gershwin begon als plugger, net als Irving Berlin.
Er was ook een vorm van liedjes pluggen die bekend stond als booming. De uitgevers kochten kaartjes voor voorstellingen zoals wielerwedstrijden en vulden dan een groot deel van de zitplaatsen met hun stromannen die de woorden kenden van het liedje dat ze wilden promoten.
Maar in de begindagen bestond de belangrijkste productie van Tin Pan Alley componisten niet uit grammofoonplaten maar uit bladmuziek. Dit is te wijten aan het feit dat “na de Amerikaanse Burgeroorlog meer dan 25.000 nieuwe piano’s per jaar werden verkocht in Amerika en tegen 1887 studeerden meer dan 500.000 jongeren piano. Als gevolg hiervan groeide de vraag naar bladmuziek snel en meer en meer uitgevers begonnen zich op de markt te begeven.”
De muziekuitgeverij Leo Feist aan West 28th Street in New York City is te zien op deze ongedateerde foto. Dit gebied staat ook bekend als Tin Pan Alley, omdat tal van beroemde muziekuitgevers hier hun winkel hebben gevestigd. (AP Photo)
Een promotor herinnerde zich een avond in Madison Square Garden waar “ze daar 20.000 mensen hadden, we hadden een pianist en een zanger met een grote hoorn. We zongen dertig keer per avond een liedje voor hen. Ze juichten en schreeuwden, en we bleven maar op hen inbeuken. Als de mensen naar buiten liepen, zongen ze het lied. Ze konden het niet helpen.” (Gelukkig zijn we niet meer onderhevig aan zulke agressieve vormen van marketing!)
Je krijgt waarschijnlijk (terecht) het idee dat de muziekbusiness – in sommige gevallen – heel wat meer te maken had met commercie dan met kunst. Het zal je waarschijnlijk niet verbazen dat de jongens die uitgevers werden zelf geen liedjesschrijvers of muzikanten waren, maar meestal uit de verkoop waren voortgekomen. De verkoop van dingen als korsetten, stropdassen, knopen en voor zover ik weet, magisch elixer.
En als je je afvraagt waar de gewoonte vandaan komt dat uitgevers hun eigen naam als mede-auteur van een liedje zetten, dan hoef je je dat niet meer af te vragen. Als je een aspirant, onbekende liedjesschrijver was, was de “prijs” voor je publicatie waarschijnlijk inclusief het feit dat een van deze uitgevers ook zijn naam erop zette. Het is dat, of sorry jongen, geen verkoop. Misschien kun je korsetten gaan verkopen.
Alles wijst erop dat Tin Pan Alley in zijn hoogtijdagen een levendige plek was. Op en neer in de straat klonken pianoklanken, liedjespluggers hoorden liedjes die songwriters in kantoren aan het schrijven waren en gingen vervolgens “rondjes maken langs tientallen cafés, muziekzalen, saloons en theaters, waar ze liedjes pitchten, door artiesten lieten zingen en creatieve methoden bedachten om de liedjes bekend te maken (wat we tegenwoordig promotie zouden noemen).
Singalongs, gratis uitdelen van bladmuziek, geënsceneerde evenementen (waarbij een liedjesschrijver deed alsof hij deel uitmaakte van een act op het podium) – dit waren enkele van de plugging/marketing technieken die in de Alley werden toegepast.”
Over de datum of zelfs de exacte periode van het ter ziele gaan van de Tin Pan Alley is men het niet noodzakelijkerwijs eens. Sommigen denken dat het eindigde tijdens de Grote Depressie met de komst van de fonograaf en de radio, maar anderen zeggen dat de tweede bloeiperiode in de vijftiger jaren was met de komst van rock and roll. In de loop der jaren verhuisde de locatie geleidelijk van 28th street tussen 5th Avenue en Broadway naar kantoren zoals het Brill Building tussen 42nd en 50th streets. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de musicaltheaters van Broadway zich nu meestal ongeveer in dat laatste gebied bevinden. (Via Music Enthusiast)