Aanpassing: Er zijn veranderingen in focus, die snel en accuraat moeten worden uitgevoerd, om een visueel systeem te hebben dat je de mogelijkheid geeft om op verschillende afstanden duidelijk te zien. Een voorbeeld is wanneer kinderen kopiëren uit een boek of van het schoolbord of wanneer we autorijden zodat we duidelijk de besturing van de auto en de weg kunnen zien. Het is direct gerelateerd aan het vermogen om de visuele aandacht vast te houden.
Binoculair zien: Het integreren van beelden van beide ogen in de hersenen door een goede coördinatie en uitlijning van de ogen gericht op het object. Het zorgt voor driedimensionaal zicht. Problemen zoals strabismus, hoge forie en amblyopie (lui oog) worden verstoringen van binoculariteit genoemd.
Oogbewegingsvaardigheid: De oogbewegingen waarmee de ogen snel en accuraat kunnen bewegen bij verschillende dagelijkse activiteiten. Ze kunnen worden ingedeeld in drie typen:
– Vloeiende achtervolgingsbewegingen: Die waarmee we effectief een bewegend voorwerp kunnen volgen, zoals bij balspelen.
– Saccadische oogbewegingen: Deze dienen om onze blik efficiënt van het ene punt naar het andere te fixeren. Dit hangt af van de afstand tussen de vaste punten. Ze kunnen van grote amplitude zijn (bv. kopiëren van het bord) of van kleine amplitude (zijn die waarmee we snel en efficiënt kunnen lezen).
– Fixatie: Het vermogen om nauwkeurig de stabiliteit te handhaven van het fixatiepunt waarnaar men kijkt met onmerkbare microbewegingen van het oog. De visuele aandacht kan veranderen als het fixatiepunt erg instabiel is.