Een van de hardnekkigste mythen in de Amerikaanse geschiedenis is dat de Europese ontdekkingsreizigers de indianen echt een stap voor hadden door het hele eiland Manhattan te kopen – waar onroerend goed de afgelopen jaren gemiddeld meer dan $1000 per vierkante voet kostte – voor een miezerige $24 aan kralen en snuisterijen. Het lijkt het ultieme koopje, maar de waarheid van het verhaal is ingewikkelder en ondoorgrondelijker dan dat.
Gecorrigeerd voor inflatie
In het Nationaal Archief bevindt zich de enige bekende primaire verwijzing naar de verkoop van Manhattan: een brief die de Nederlandse koopman Pieter Schage op 5 november 1626 schreef aan directeuren van de West-Indische Compagnie, die een belangrijke rol speelde bij de exploratie en vestiging van “Nieuw-Nederland”. In de brief schrijft hij: “Zij hebben het eiland Manhattes van de wilden gekocht voor de waarde van 60 gulden.” (Er is een akte bewaard gebleven voor Manhattan en Long Island, maar die is ruim na deze eerste aankoop van Manhattan opgemaakt, toen de Nederlanders het eiland al tientallen jaren bewoonden.)
Negentiende-eeuwse historici rekenden die 60 gulden om in Amerikaanse dollars en kwamen uit op wat toen $24 was. Datzelfde bedrag is sindsdien bijna twee eeuwen herhaald, bevroren in de tijd en onaangetast door veranderingen in de waarde van valuta – maar die guldens staan vandaag de dag niet meer op $24. Volgens deze converter van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen was 60 gulden in 1626 gelijk aan 734,77 euro in 2011. De wisselkoers ten opzichte van de Amerikaanse dollar varieert, maar als we dit omrekenen terwijl ik dit schrijf, krijgen we 951,08 dollar, wat meer in de buurt komt.
Hoewel 951,08 dollar minder duur is dan 24 dollar, zijn er nog een aantal andere factoren die de zaak in de war sturen. Zo vermeldt de brief van Schagen niet wie de deal met de Nederlanders heeft gesloten of namens welke stam het land is verkocht, en de akte van het land is verloren gegaan. Zonder bevestiging uit een primaire bron moeten historici maar afleiden van wie het eiland werd gekocht, en zij lijken het niet eens te kunnen worden. Een paar verhalen zeggen dat de Nederlanders voor de gek werden gehouden en het land kochten van een groep inboorlingen die op Long Island woonden en alleen maar door Manhattan reisden. Toen zij de Europese sukkels tegenkwamen, ruilden zij land waar zij geen aanspraak op konden maken en gingen naar huis met de Nederlandse buit.
Goods Are Good
Een ander detail dat Schagen in zijn brief achterwege laat is wat de Nederlanders eigenlijk gebruikten om de aankoop te doen. Hij zegt alleen dat ze ruilden “voor de waarde van 60 gulden”, maar specificeert niet of dat echte Nederlandse munten waren, inheems geld, voedsel of andere goederen. Er worden zeker geen kralen genoemd. Bij de aankoop van Staten Island enkele tientallen jaren later is meer documentatie bewaard gebleven, waaronder de akte, waarin staat dat de Nederlanders “10 kisten hemden, 10 ellen rood laken, 30 pond kruit, 30 paar sokken, 2 stukken duffel, enkele priemen, 10 musketten, 30 ketels, 25 adzes, 10 baren lood, 50 bijlen en enkele messen” hebben verhandeld. Als de handel in Manhattan met soortgelijke goederen heeft plaatsgevonden, zijn de Indianen minder belazerd dan de legende doet vermoeden, en ontvingen zij voor 60 gulden aan bruikbare apparatuur en wat in die tijd high-end technologie was.
Ook ontbreken bij de akte of andere aanvullende documentatie van de verkoop de gegevens van eventuele immateriële goederen die mogelijk zijn verhandeld met de 60 gulden aan wat het ook was. Vroege Nederlandse nederzettingen in het gebied werden gesticht om deel te nemen aan de bonthandel met de inheemse bevolking, en welke stam ook de Manhattan-deal sloot, had waarschijnlijk op de Nederlanders kunnen rekenen als handelspartners en mogelijke bondgenoten in de toekomst, waardoor de deal nog aantrekkelijker werd.
Verkoop of huur?
Een laatste ding om te overwegen – wat het verhaal van de Manhattan-deal nog ingewikkelder maakt – is het ideologische verschil tussen de Europeanen en de inheemse Amerikanen met betrekking tot de verkoop van land. De verkoop kan bijzonder scheef lijken, zelfs afgezien van het kleine prijskaartje, vanwege de populaire opvatting dat de Indianen het land niet beschouwden als eigendom of iets dat verhandeld kon worden, en geen idee hadden waar ze aan begonnen waren. Maar dat is niet juist. “Europese kolonisten en vroege Amerikanen begrepen de economieën en eigendomsrechten van de stammen verkeerd,” zegt Robert J. Miller, een specialist in Amerikaans-Indiaans recht aan de Lewis & Clark Law School, in de Oregon Law Review. “Zelfs vandaag de dag lijkt er een bijna universeel misverstand te bestaan dat de Amerikaans-Indiaanse cultuur geen waardering of begrip had en heeft voor privébezit en private, vrije markt, kapitalistische economische activiteiten. Dit misverstand zou niet verder van de waarheid kunnen liggen.”
In werkelijkheid, aldus Miller, waren de Amerikaanse Indianen voor en na het Europese contact voortdurend betrokken bij vrijemarkthandelssituaties en, hoewel het grootste deel van het land waarop de Indianen leefden werd beschouwd als stamland dat eigendom was van de stam of van alle stamleden gezamenlijk, erkenden bijna alle stammen verschillende vormen van permanente of semi-permanente particuliere rechten op land. Individuele stamleden konden, en deden dat ook, gebruiksrechten verwerven en uitoefenen op specifieke stukken land (al dan niet in stamverband), huizen, en waardevolle planten zoals bessenstruiken en fruit- en notenbomen, zowel door erfelijke rechten als door koop en verkoop.
In Law in American History: Volume 1 interpreteert professor in de rechten G. Edward White de “verkoop” van Manhattan vanuit het gezichtspunt van de Indianen als “geen afstand doen van het eiland, maar eenvoudigweg de Nederlanders verwelkomen als extra bewoners,” in de context van een systeem van eigendomsrechten dat anders was dan dat van de Europeanen, maar niet onbestaande. Hij denkt dat zij “de Nederlanders toestonden om wat zij beschouwden als jacht- of gebruiksrechten op het eiland uit te oefenen” en dat zij hun eigen rechten bleven uitoefenen, in welk geval de overeenkomst veel beter lijkt voor de Indianen dan de legende ons wil doen geloven.