Wie kan onroerend goed bezitten op de maan en op mars?
Door Bibek Debroy| Gepubliceerd: 31 oktober 2020 01:16 AM
Een paar maanden geleden stonden er in de kranten in West-Bengalen berichten over een man die een hectare grond op Mars had gekocht. Toen hij met de eigendomsakte zwaaide, vroegen de media of hij van plan was zijn huwelijksreis (hij stond op het punt te trouwen) op de rode planeet door te brengen. Wie een fles Laphroaig koopt, krijgt ook een eigendomsbewijs, met een pacht op een vierkante meter grond in Islay. Maar Islay is aards, Mars niet.
Er is inderdaad een bedrijf (misschien zijn er meer dan één) dat je een acre land op Mars verkoopt met een akte geregistreerd bij de International Association of Human Planetary Exploration (IAOHPE). Ik heb niets gevonden dat erop wijst dat dit een authentieke organisatie is. Maar als er mensen goedgelovig genoeg zijn om voor dit twijfelachtige pakket te betalen (er zijn standaard, deluxe en premium tarieven) en de resulterende egotrip leuk vinden, waarom niet? Het lijkt niet veel te verschillen van het idee om eredoctoraten te kopen van plaatsen met twijfelachtige academische verdiensten.
Iedereen die in India land heeft gekocht, weet dat de registratie van een verkoopakte geen garantie is voor eigendom of eigendomstitel. Maar dit is een ongepaste analogie. Bij de registratie van een koopakte wordt de verkoper geacht een eigendomstitel te hebben. Voor Mars, of wat dat betreft voor de maan, kan er geen sprake zijn van een dergelijk vermoeden.
Hoewel Mars betrekkelijk nieuw is, bestaat land op de maan al enige tijd, opnieuw met door de IAOHPE geregistreerde akten, of zonder. Sushant Singh Rajput was slechts één voorbeeld. Er was de Duitser die beweerde dat Frederik de Grote zijn voorvader de maan had gegeven. De Interplanetaire Ontwikkelingsmaatschappij en de Maanambassadecommissie verhandelden maanlandgoed.
Iedere sciencefictionkenner herinnert zich Robert Heinleins novelle uit 1949, De man die de maan verkocht. Die man was een zakenman genaamd Delos David Harriman. In die tijd, althans in fictie, beriep Heinlein zich op een juridische stelregel die in de jurisprudentie een uiterst interessante evolutie heeft doorgemaakt. Deze deftig klinkende Latijnse (de wet wordt altijd indrukwekkender wanneer Latijn wordt gebruikt) stelregel luidt: Cuius est solum, eius est usque ad coelum et ad inferos, eenvoudiger afgekort als de ad coelum-doctrine.
In gewoon Nederlands: iemand die eigenaar is van een stuk grond heeft niet alleen rechten op de grond, maar ook op de lucht boven en de ondergrond onder de grond. In de novelle gebruikt Harriman dit principe om de Verenigde Naties over te halen zijn bedrijf rechten op de maan te verlenen. Met de luchtvaart (de verandering begon met ballonvluchten) en nu de ruimtevaart, is ad coelum begrensd geworden. Geen oneindig boven en oneindig onder. Er zijn grenzen.
Over specifieke rechten op de maan, Mars en asteroïden: er is een Outer Space Treaty (OST, 1967) en dit omvat de maan en andere hemellichamen. De meeste landen hebben dit ondertekend, hoewel sommige het wel hebben ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Artikel II van dit verdrag lijkt duidelijk genoeg, althans qua bedoeling. “De kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, is niet onderworpen aan nationale toe-eigening door aanspraak op soevereiniteit, door middel van gebruik of bezetting, of op enige andere wijze.” Alle wet (en wetgeving) wordt ingehaald door de gebeurtenissen, net zoals de ad coelum doctrine uiteindelijk moest worden aangepast.
De wereld in 2020 is anders dan die in 1967. Wie had in 1967 kunnen denken dat particuliere bedrijven de ruimte in zouden gaan, of dat kipnuggets in de ruimte zouden rondzweven, behalve in het rijk der science fiction? Mensen als IAOHPE kunnen aanvoeren dat artikel II alleen van toepassing is op soevereine staten, niet op individuele partijen. Als er zo’n rechtszaak is, vermoed ik dat artikel VI van het OST voldoende is om de zaken te regelen. “De staten die partij zijn bij het Verdrag dragen de internationale verantwoordelijkheid voor nationale activiteiten in de ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, ongeacht of deze activiteiten worden uitgevoerd door overheidsinstanties of door niet-gouvernementele entiteiten, en voor de verzekering dat de nationale activiteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.
De activiteiten van niet-gouvernementele entiteiten in de ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, vereisen machtiging en voortdurend toezicht door de juiste staat die partij is bij het Verdrag.” Het probleem met het Verdrag ligt elders. Het OST, dat de vintage weerspiegelt, gaat in de eerste plaats over vreedzame ruimte-exploratie en het beperken van de Koude Oorlog in de ruimte. Er werd niet geanticipeerd op eigendomsrechten in de ruimte. Net als bij land zijn eigendomsrechten een bundeling van rechten.
Eigendom is slechts één element. Hoe zit het, los van het eigendomsrecht, met de exploitatie van buitenaardse hulpbronnen? Er zijn aanvullingen op het OST, zoals over de terugkeer van objecten uit de ruimte (inclusief astronauten), internationale registratie en aansprakelijkheid voor gelanceerde objecten en beperkingen op wat regeringen op hemellichamen mogen doen. India is partij bij deze overeenkomsten. Maar deze verdragen bieden geen oplossing voor het kernprobleem van de exploitatie van hulpbronnen, niet altijd door regeringen, maar ook door particuliere ondernemingen. VN-verdragen worden vaak niet nageleefd.
In ieder geval is zo’n nieuw verdrag onder de paraplu van de VN onwaarschijnlijk. Als de VS in 2015 nationale wetgeving kunnen uitvaardigen (Commercial Space Launch Competitiveness Act, men zou eens moeten lezen wat dit zegt over de exploratie en het gebruik van ruimtebronnen), waarom zou India dat dan niet kunnen? We hebben een ruimtevaartprogramma en sinds kort mogen ook particulieren er aan deelnemen. Het Indiase National Space Promotion and
Authorisation Centre (In-Space), New Space India Ltd (NSIL) en Antrix Corporation hebben echter ook wetgevende steun nodig voor de commerciële exploitatie van hulpbronnen, zelfs als dit in strijd is met eerdere standpunten die India heeft ingenomen.
Bibek debroy
Voorzitter, Economische adviesraad van de premier (Tweets @bibekdebroy)