Zelfbevestigingstheorie

BIBLIOGRAPHY

Soms hebben mensen gedachten en ervaringen die hun zelfbeeld bedreigen. Volgens de zelfbevestigingstheorie van Claude Steele (1988) zijn mensen, wanneer hun zelfbeeld wordt bedreigd, gemotiveerd om de integriteit van het zelf te bevestigen. Bovendien hebben mensen een verlangen om hun algemene zelfbeeld te herstellen, niet alleen om de specifieke bedreiging op te lossen. De unieke voorspelling die de zelfbevestigingstheorie doet, is dat mensen een sterk verlangen hebben om een positief zelfbeeld te handhaven; daarom kunnen mensen, wanneer ze een specifieke zelfbedreiging ervaren, de onaangename opwinding die met de bedreiging gepaard gaat, overwinnen door een even belangrijk, maar niet gerelateerd, aspect van het zelf te bevestigen. Dit kan het gevoel van eigenwaarde herstellen, zelfs zonder de specifieke bedreiging op te lossen.

Dreigingen voor het zelfbeeld kunnen uit verschillende bronnen voortkomen. Een belangrijke bron is wanneer mensen inconsistente cognities hebben of zich bezighouden met gedrag dat niet consistent is met hun overtuigingen. Sommige mensen doen bijvoorbeeld niet aan regelmatige veilige seks, hoewel ze zich bewust zijn van de gezondheidsrisico’s die aan dergelijke handelingen verbonden zijn. Evenzo rijden sommige mensen niet in energiezuinige auto’s, hoewel ze beweren een positieve houding te hebben ten opzichte van milieuvraagstukken. Wanneer mensen twee tegenstrijdige cognities hebben of wanneer ze zich gedragen op een manier die ingaat tegen hoe ze denken te moeten handelen, ervaren ze vaak een onaangename psychologische toestand die cognitieve dissonantie wordt genoemd. De inconsistentie tussen iemands cognities en gedrag kan opwindend en bedreigend zijn voor het zelf, omdat het suggereert dat mensen irrationeel, immoreel en zelfs onintelligent zijn.

Volgens cognitieve dissonantietheoretici proberen mensen vaak deze onaangename psychologische toestand te verminderen door een van de drie acties te ondernemen. Ten eerste kunnen mensen proberen hun gedrag te veranderen om het meer in overeenstemming te brengen met hun cognitie. Rokers kunnen bijvoorbeeld stoppen met roken. Ten tweede kunnen mensen proberen cognitieve dissonantie te verminderen door hun cognities te veranderen. Rokers, bijvoorbeeld, kunnen hun perceptie van de gezondheidsrisico’s verbonden aan roken verlagen. Ten slotte kunnen mensen cognitieve dissonantie proberen te verminderen door nieuwe cognities aan hun overtuigingssysteem toe te voegen. Rokers kunnen zich bijvoorbeeld richten op tegenvoorbeelden van het gezondheidsrisico door zich te richten op mensen die roken maar een zeer lang leven hebben gehad. Daarnaast kunnen rokers hun gedrag rechtvaardigen door te benadrukken hoezeer roken hun stressniveau vermindert. Deze drie basale manieren om cognitieve dissonantie te verminderen houden in dat overtuigingen en handelingen worden veranderd binnen het domein waarin het zelf is bedreigd. Om bijvoorbeeld hun zelfwaardering te herstellen, moeten rokers zich bezighouden met een affirmatiestrategie die direct relevant is voor hun rookgedrag. De zelfbevestigingstheorie voorspelt echter iets anders. Deze theorie stelt dat wanneer mensen een bedreiging van hun zelfbeeld ervaren na het vertonen van ongewenst gedrag in een bepaald domein, zij hun zelfbeeld kunnen herstellen door een ander aspect van hun zelf te bevestigen. Net als bij het voorbeeld van roken, kunnen rokers hun zelfbeeld herstellen door zichzelf eraan te herinneren dat ze bijdragen aan goede doelen voor verarmde kinderen of dat ze veel vrienden hebben. In dit voorbeeld hebben bijdragen aan goede doelen of zich richten op aardig gevonden worden niets te maken met het domein van het roken, maar ze hebben wel de functie om mensen een goed gevoel over zichzelf te geven na een bedreiging.

Dreigende gedachten en ervaringen kunnen ook voortkomen uit de manier waarop mensen worden behandeld of worden gezien als behandeld door andere individuen. De perceptie en het gedrag van anderen kunnen een bedreiging vormen voor iemands persoonlijke eigenwaarde. Zo kan iemands gevoel van eigenwaarde worden bedreigd als hij ervan wordt beschuldigd niet te willen meewerken, omdat de meeste mensen graag willen meewerken. Daarnaast kunnen de percepties en gedragingen van andere personen een bedreiging vormen voor iemands collectieve eigenwaarde. Als iemand bijvoorbeeld als onintelligent wordt beschouwd omdat hij zwart is, kan dat een bedreiging vormen voor iemands collectieve gevoel van eigenwaarde of voor iemands zelfbeeld als lid van een bepaalde groep. Wanneer mensen zich bedreigd voelen omdat ze het gevoel hebben dat ze worden beoordeeld of behandeld in termen van sociale stereotypen of dat ze iets zouden kunnen doen dat onbedoeld het stereotype zou kunnen bevestigen, ervaren ze wat Steele (1997) een stereotype bedreiging noemt. Volgens de zelfbevestigingstheorie kunnen mensen die een stereotype dreiging ervaren, zichzelf herbevestigen, zelfs in een domein dat geen verband houdt met het stereotype domein. Zo kan een Afro-Amerikaanse student die door zijn leraar als onintelligent wordt gestereotypeerd, zichzelf herbevestigen door te denken aan hoe goed hij is in het onderhandelen over interpersoonlijke conflicten.

De zelfbevestigingstheorie suggereert dat er veel mogelijke manieren zijn waarop mensen hun eigenwaarde kunnen beschermen als die wordt bedreigd. Specifieke bedreigingen kunnen komen van inconsistenties in gedachten en gedragingen die kunnen leiden tot een staat van cognitieve dissonantie of de aanwezigheid of waargenomen aanwezigheid van maatschappelijke stereotypen van een bepaalde groep. Wat de bron ook is, onderzoek heeft uitgewezen dat het bevestigen van een aspect van het zelf dat misschien zelfs geen verband houdt met de zelfbedreiging, effectief is om mensen een goed gevoel over zichzelf te geven, althans op de korte termijn.

ZIE OOK Cognitieve dissonantie; Zelfwaardering; Stereotype Bedreiging

BIBLIOGRAFIE

Steele, Claude M. 1988. De psychologie van zelfbevestiging: Sustaining the Integrity of the Self. In Advances in Experimental Social Psychology, Vol. 21, ed. Leonard Berkowitz, 261-302. San Diego, CA: Academic Press.

Steele, Claude M. 1997. A Threat in the Air: How Stereotypes Shape Intellectual Identity and Performance. American Psychologist 52: 613-629.

J. Nicole Shelton

Laura Smart Richman

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.