Plato (428-328 v.Chr.) en hetPlatonisch Idealisme
De “Waarheid” ligt in een abstract “Ideaal”. We kunnen de fundamentele principes van wiskundige bewijzen (logica) toepassen om de Ware vorm van deze transcendente waarheden of Idealen te lokaliseren
De natuurlijke wereld die we met onze zintuigen waarnemen (zien, horen, aanraken etc.) onthult slechts een gevallen, schaduw, onvolledige versies van deze Ideale Waarheid.
De ware “Vormen” van natuurlijke dingen of van concepten bestaan op de manier waarop wiskundige waarheden of vormen bestaan.
Dus proberen de Waarheid der dingen te begrijpen door de natuurlijke wereld te onderzoeken is niet alleen dwaasheid, maar waarschijnlijk ook gevaarlijk misleidend.
Daarom is filosofische contemplatie (logisch denken) — in plaats van observatie — de weg naar de Waarheid.
Alle andere kunsten, inclusief poëzie en argumentatie, verwarren ons alleen maar meer, door ons te misleiden in het geloven van valse visies op de Waarheid (voorbeeld: we verwarren wat we op de televisie zien met de werkelijkheid; een sluwe advocaat kan een domme jury misleiden in het geloof dat de schuldige onschuldig is).
In een notendop: Plato’s mystieke Idealisme zal door latere generaties christenen worden overgenomen om de aard van God te verklaren.
Augustinus (354-430 n.Chr.) en hetNeo-Platonisme
Augustinus verzoent de visie van Aristoteles met de middeleeuwse christelijke theologie.
Zoals andere neoplatonisten zal Augustinus Plato’s concept van de Waarheid en haar relatie tot de natuurlijke wereld vertalen en overbrengen in christelijke termen: deze wereld is een schaduw, een gevallen versie van Gods eeuwige Waarheden, en het streven naar kennis heeft de mensheid verdoemd (zieGenesis 3). (Op dezelfde manier zullen andere Joodse en Moslim geleerden het Platonisch Idealisme overbrengen in het Jodendom en de Islam, zowel voor als na Augustinus).