Ik was deze week Psalm 139 aan het lezen. Tijdens het lezen vielen mij vier dingen op. Toen ik erover nadacht realiseerde ik me dat het vier dingen zijn die belangrijk voor ons zijn om te weten als we echt alles willen zijn wat we voor de Heer kunnen zijn. Vandaar de titel van mijn boodschap: Vier lessen uit Psalm 139.
Voordat ik het hoofdstuk ga lezen wil ik eerst een kort overzicht van het leven van David, want hij is degene die veel van de Psalmen heeft geschreven.
Overzicht van het leven van David
God voedde David op van nederige afkomst als herder uit Bethlehem tot heerser als de tweede koning van Israël. Volgens bijbelgeleerden werd David geboren in 1040 voor Christus en leefde hij tot 970 voor Christus. Hij was 69 of 70 jaar toen hij stierf. Hij was de jongste van de acht zonen van Jesse. David leidde Israël naar het hoogtepunt van macht en glorie en zoals de geschiedenis ons vertelt was Jezus de nakomeling van David.
David was succesvol in verschillende rollen, waaronder herder, militair leider, koning, ontvanger van het verbond, dichter, musicus en een religieus voorbeeld voor ons.
David had ook zijn mislukkingen (over een grote mislukking kunt u lezen in 2 Samuël 11). Davids mislukkingen als vader en koning laten zien dat hij een onvolmaakt man was, die door God werd gestraft en gezegend. Na al zijn tekortkomingen is het verbazingwekkend om God hem te horen beschrijven als een man van zijn eigen hart. Het zegt veel over David en nog meer over God.
Bijbellezing
Psalm 139:1-24
1 Een psalm van David. O HEER, U hebt mijn hart onderzocht en weet alles van mij.
2 U weet wanneer ik ga zitten of op sta. U kent mijn gedachten, zelfs als ik ver weg ben.
3 U ziet mij als ik reis en als ik thuis rust. U weet alles wat ik doe.
4 U weet wat ik ga zeggen nog voordat ik het zeg, HEER.
5 U gaat voor mij uit en volgt mij. U legt Uw zegenende hand op mijn hoofd.
6 Zulke kennis is te wonderlijk voor mij, te groot voor mij om te begrijpen.
7 Ik kan nooit ontsnappen aan Uw Geest! Ik kan nooit ontkomen aan Uw aanwezigheid.
8 Als ik opga naar de hemel, bent U daar; als ik afdaal naar het graf, bent U daar.
9 Als ik rijd op de vleugels van de morgen, als ik woon aan de verste oceanen,
10 zelfs daar zal Uw hand mij leiden, en Uw kracht zal mij ondersteunen.
11 Ik zou de duisternis kunnen vragen mij te verbergen en het licht om mij heen nacht te laten worden,
12 maar zelfs in de duisternis kan ik mij voor U niet verbergen. Voor U schijnt de nacht even helder als de dag. Duisternis en licht zijn voor U hetzelfde.
13 U hebt alle tere, inwendige delen van mijn lichaam gemaakt en mij in de schoot van mijn moeder aan elkaar gebreid.
14 Dank U dat U mij zo wonderbaarlijk complex hebt gemaakt! Uw vakmanschap is wonderbaarlijk, hoe goed ken ik het.
15 U hebt mij gadegeslagen toen ik in volstrekte afzondering werd gevormd, toen ik in het donker van de baarmoeder in elkaar werd geweven.
16 U hebt mij gezien voordat ik werd geboren. Elke dag van mijn leven was opgetekend in Uw boek. Elk moment was uitgestippeld voordat er ook maar één dag voorbij was.
17 Hoe kostbaar zijn Uw gedachten over mij, o God. Ze zijn niet te tellen.
18 Ik kan ze niet eens tellen; ze overtreffen de zandkorrels! En als ik wakker word, bent U nog bij mij.
19 O God, als U de goddelozen toch eens zou vernietigen! Verdwijn uit mijn leven, moordenaars!
20 Zij lasteren U; Uw vijanden misbruiken Uw naam.
21 O HEER, zou ik degenen die U haten niet moeten haten? Moet ik degenen die zich tegen U verzetten niet verachten?
22 Ja, ik haat hen met volle haat, want Uw vijanden zijn mijn vijanden.
23 Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; toets mij en ken mijn angstige gedachten.
24 Wijs mij op alles in mij wat U beledigt, en leid mij langs het pad van het eeuwige leven.
Boodschapspunten
Toen ik deze passage doorlas, spraken vier hoofdgedachten tot mij.
1. God kent ons echt
“U hebt mij doorzocht, Heer, en u kent mij. U weet wanneer ik zit en wanneer ik opsta; u ziet mijn gedachten van verre” (v1-2)
Vers 1-6 vertelt ons dat God ons werkelijk van binnen en van buiten kent. Hij kent onze gedachten en onze dagelijkse handelingen. Hij weet alles van ons als geen ander. Hij kent ons beter dan onze ouders of onze echtgenoten. En Hij heeft diep lief. Hij geeft diep om ons”, ook al weet Hij alles!
Het is geruststellend te bedenken dat God ons persoonlijk en intiem kent. Als de haren van ons hoofd geteld zijn, zoals in Mattheüs 10:30 staat, dan heeft God geen geboorteakte of sofi-nummer nodig om te bewijzen wie we zijn; om te weten wie we zijn, en waar we zijn, en wat we diep van binnen zijn!
Als mensen laten we ons van nature alleen van onze goede kant zien aan mensen. We lopen in de val van het dragen van maskers om te verbergen wie we werkelijk zijn. We denken dat als mensen ons echte gezicht zouden kennen, ze ons niet aardig zouden vinden of ons zouden afwijzen. Niet zo met God. Hij kent ons door en door. Hij kent onze gebreken en alles. Toch houdt Hij van ons en kiest Hij ervoor om onze vriend te zijn.
2. God is altijd bij ons
“Waar kan ik heen zonder uw Geest? Waar kan ik vluchten voor uw aanwezigheid?” (v7)
“U gaat voor mij uit en volgt mij. U legt uw zegenende hand op mijn hoofd.” (v5)
Vers 7-11 vertellen ons dat God altijd bij ons is. Er is nergens in de hele schepping waar God niet bij ons is. Er is geen plaats waar we heen kunnen vluchten om aan Zijn aanwezigheid te ontkomen. Dit geeft mij grote troost in de wetenschap dat God er altijd is.
God die altijd bij ons is, is een steeds terugkerend thema in de Bijbel”:
Deuteronomium 31:8 “Wees niet bang en raak niet ontmoedigd, want de HEER zal u persoonlijk voorgaan. Hij zal met u zijn; hij zal u niet in de steek laten, noch u verlaten.”
1 Koningen 8:57 “Moge de HEER, onze God, met ons zijn zoals Hij met onze voorouders was; moge Hij ons nooit verlaten of in de steek laten.”
Matteüs 28:20 “Leer deze nieuwe discipelen dat ze zich moeten houden aan alle geboden die ik jullie heb gegeven. En wees hier zeker van: Ik ben altijd bij u, tot aan het einde der tijden.”
Hebreeën 13:5 “Heb geld niet lief; wees tevreden met wat je hebt. Want God heeft gezegd: “Ik zal jullie nooit in de steek laten. Ik zal u nooit verlaten.”
1 Korintiërs 3:16 “Beseft u niet dat u allen tezamen de tempel van God bent en dat de Geest van God in u woont?”
God is altijd bij ons. Hij gaat ons voor als we onderweg zijn. Hij belooft bij ons te zijn zoals Hij bij hen was die vóór ons zijn naam aanriepen. Wanneer wij Zijn werk doen om discipelen te maken, is Hij met ons. We hoeven niet te vrezen voor de toekomst en Zijn voorziening, Hij zal ons nooit in de steek laten. Tenslotte, Zijn Geest woont in ons. God is altijd bij ons”: in alle situaties van het leven. Hij gaat nergens heen.
3. God heeft ons wonderbaarlijk gemaakt
“Want U hebt mijn binnenste geschapen; U hebt mij in de schoot van mijn moeder aan elkaar geknoopt. Ik loof u, want ik ben een wonderbaarlijke schepping; uw werken zijn wonderbaar, dat weet ik heel goed.” (13-14)
Vers 13-18 vertelt ons dat God ons gemaakt heeft. Hij heeft ons in de schoot van onze moeder aan elkaar geknoopt. Hij was daar aan het begin. Hij schiep ons precies zoals Hij wil dat wij zijn”: en het is vlekkeloos. We zijn vrezevol en wonderbaarlijk gemaakt.
Zoals ik enkele maanden geleden deelde in mijn boodschap 10 dingen die God over jou zegt”:
- Jij bent gemaakt naar Gods beeld (Genesis 1:26-27)
- Jij bent uitverkoren voordat de wereld was gemaakt (Efeziërs 1:4-5)
- Je bent geschapen en toegerust voor goede werken (Efeziërs 2:10)
- Je bent aangenomen in Zijn gezin (Johannes 1:12)
- Je hebt de Heilige Geest in je wonen (Romeinen 8:11)
- Je bent niet langer veroordeeld (Romeinen 8:1)
- Je bent met Christus gezeten (Efeziërs 2:4-7)
- Je bent in de schoot van je moeder aan elkaar geknoopt (Psalm 139:13)
- Je bent in de schoot van je moeder aan elkaar geknoopt (Psalm 139:13)
- Je bent in de schoot van je moeder aan elkaar genaaid:13)
- Je bent werkelijk geliefd door God (1 Johannes 4:9-10)
- Je bent vrij in Christus (Johannes 8:36)
Vandaag wil ik je er alleen maar aan herinneren dat God je geweldig heeft gemaakt. Je bent geweldig. Je bent bijzonder. Je bent geliefd.
4. We hebben God nodig om ons hart te doorzoeken
“Doorgrond mij, God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn angstige gedachten. Zie of er in mij een verkeerde weg is, en leid mij op de eeuwige weg” (v23-24)
In het laatste gedeelte van de verzen 19-24 zien we dat David wilde dat God zijn hart zou doorzoeken. Hij wilde niet dat er een verkeerde houding of gedachte in zijn geest zou zijn. Hij wilde niet dat zijn haat voor zijn vijanden hem zou verblinden of iets zou zijn tussen hem en God. Hij wilde een rein en zuiver hart. Wij moeten God vragen om ook ons hart te doorzoeken.
Jeremia 17:10 spreekt over God die ook ons hart doorzoekt. “Maar ik, de HEER, doorzoek alle harten en onderzoek geheime motieven. Ik geef alle mensen hun verdiende loon, naar wat hun daden verdienen.”
Als we nauw met de Heer willen wandelen, moeten we Hem vragen ons hart te doorzoeken, zoals David deed. Wij willen dat God ook in ons een rein hart schept. Hem vragen om ons hart te doorzoeken is een sleutel om te leren of onze houding en verlangens verkeerd zijn in Zijn ogen.
Zoals ik een paar weken geleden zei, dat wanneer we zondigen we net als Adam en Eva kunnen zijn en ons voor God verbergen, maar God ging naar hen op zoek. Hij zond ook Zijn Zoon om voor onze zonde te sterven en Jezus is nu onze Voorspraak in de hemel.
Het is beter om als David te zijn en God te vragen ons hart te doorzoeken, dan kunnen we met God in het reine komen en met een rein hart met Hem wandelen.
Conclusie
God kent ons van binnen en van buiten en Hij houdt nog steeds van ons. God is altijd bij ons, waar we ook gaan in deze wereld. God, de Meester-ambachtsman, heeft ons prachtig geschapen. We hebben God nodig om alle beledigende manieren in ons te onderzoeken en aan te wijzen, zodat we kunnen belijden en wandelen in reinheid en heiligheid.
Door Dave Quinn
Oprichter van PASSIONAustralia.org