De Grand Bazaar (Kapalıçarşı) werd in 1455 gebouwd als een centrum voor de lokale handel in kleding en juwelen. De Ottomaanse sultan Fatih Sultan Mehmet, beter bekend als Mehmed de Veroveraar, gaf opdracht tot de bouw van twee stenen gebouwen waar kooplieden hun producten konden verkopen en winst konden maken voor de Hagia Sofia Moskee.
Snel werden de twee gebouwen een centrum voor de handel in Istanbul. Tegen het einde van de 16e eeuw groeide de Grote Bazaar enorm in omvang en vraag en tot wat we vandaag zien. De structuur is sindsdien niet meer veranderd of ontwikkeld. Door de eeuwen heen heeft de structuur vele natuurrampen doorstaan, met herstelbare schade, dankzij de unieke architectuur die zijn tijd ver vooruit was.
Istanbul’s ligging in het hart van het Ottomaanse Rijk maakte het tot een centrum voor handel tussen drie continenten. Dit maakte de Grand Bazaar al snel gemakkelijk toegankelijk en een brandpunt voor de handel met het Middellandse Zeegebied.
Vanaf de 17e-19e eeuw merkten Europese reizigers op dat Istanbul anders was dan enig ander handelscentrum in zijn verscheidenheid, kwaliteit en hoeveelheden van producten en goederen.
Bij een bezoek aan de Grand Bazaar Istanbul is de veiligheid merkbaar hoog. Een van de oorspronkelijke redenen om de Grand Bazaar uit te breiden was om de handel op één plaats te houden en zo een hoge mate van veiligheid te bieden tegen politieke opstanden, natuurrampen en branden, en diefstal.
Heden ten dage vinden we in de Grote Bazaar talloze mogelijkheden om te eten en te drinken, maar vóór de verwestering van de Ottomaanse samenleving was het concept van restaurants totaal onbekend. Dit wordt vaak toegeschreven aan het gebrek aan vrouwen in sociale situaties, banen, en conventionele overtuigingen in de regio. Kooplieden brachten hun lunch mee naar hun werk met eenvoudige, traditionele Turkse maaltijden in een doos die op een lunchtrommel leek en serveerden deze bij een van de twee kraampjes in de Bazaar, waarvan er een nog steeds overeind staat maar niet meer dienst doet.
Tijdens het Ottomaanse tijdperk werden de kooplieden van de Grote Bazaar in gilden ondergebracht met andere kooplieden die dezelfde rang hadden of een vergelijkbare rol speelden in de samenleving en de economie. Later konden er geen handelaren en winkels meer bijkomen of zich ontwikkelen, waardoor niemand meer lid van een gilde kon worden, tenzij een voorganger van een koopman was overleden of als een koopman met pensioen wilde gaan en een aanzienlijk geldbedrag wilde accepteren.