Er is veel discussie geweest over het definiëren en karakteriseren van stammen. In de populaire verbeelding weerspiegelen stammen een primordiale sociale structuur van waaruit alle latere beschavingen en staten zich hebben ontwikkeld. De antropoloog Elman Service presenteerde een systeem van classificatie voor samenlevingen in alle menselijke culturen, gebaseerd op de evolutie van sociale ongelijkheid en de rol van de staat. Dit classificatiesysteem bevat vier categorieën:
- Jager-verzamelaar bendes die over het algemeen egalitair zijn
- Stammen samenlevingen met enkele beperkte gevallen van sociale rang en prestige
- Gestratificeerde stammen samenlevingen geleid door stamhoofden (zie Chiefdom)
- Beschavingen, met complexe sociale hiërarchieën en georganiseerde, institutionele regeringen
Stammen worden daarom beschouwd als een politieke eenheid die is gevormd uit een organisatie van families (met inbegrip van clans en stamlijnen) op basis van sociale of ideologische solidariteit. Het lidmaatschap van een stam kan simplistisch worden opgevat als een identiteit gebaseerd op factoren als verwantschap (“clan”), etniciteit (“ras”), taal, woonplaats, politieke groep, religieuze overtuigingen, orale traditie en/of culturele praktijken.
Archeologen blijven de ontwikkeling van pre-statelijke stammen onderzoeken. Het huidige onderzoek suggereert dat stamstructuren een vorm van aanpassing waren aan situaties die overvloedige maar onvoorspelbare hulpbronnen boden. Dergelijke structuren bleken flexibel genoeg om de productie en distributie van voedsel te coördineren in tijden van schaarste, zonder de mensen te beperken of in te tomen in tijden van overschot.
Controverse en afschrijving
De term “stam” was gangbaar in het veld van de antropologie tot het einde van de jaren 1950 en 1960. Het voortdurende gebruik van de term heeft tot controverse geleid onder antropologen en andere academici die actief zijn in de sociale wetenschappen, waarbij geleerden van antropologisch en ethnohistorisch onderzoek het nut van het concept in twijfel trokken. In 1970 schreef de antropoloog J. Clyde Mitchell:
De stam, een lang gerespecteerde categorie van analyse in de antropologie, is onlangs het voorwerp geweest van enige kritiek door antropologen … Twijfels over het nut van de stam als analytische categorie zijn vrijwel zeker ontstaan door de snelle betrokkenheid van volkeren, zelfs in de meest afgelegen delen van de wereld, bij politieke, economische en soms directe sociale betrekkingen met industriële naties. De twijfels zijn echter uiteindelijk gebaseerd op de definitie en betekenis die verschillende geleerden geven aan de term “stam”, het adjectief “tribaal”, en de abstracte vorm “tribalisme”.
Hoewel de grenzen van het lidmaatschap van een stam conceptueel eenvoudig zijn, zijn zij in werkelijkheid vaak vaag en onderhevig aan verandering in de tijd. In zijn studie The Notion of the Tribe uit 1975, gaf de antropoloog Morton H. Fried talrijke voorbeelden van stammen waarvan de leden verschillende talen spraken en verschillende rituelen beoefenden, of die talen en rituelen deelden met leden van andere stammen. Evenzo gaf hij voorbeelden van stammen waarin mensen verschillende politieke leiders volgden, of dezelfde leiders volgden als leden van andere stammen. Hij concludeerde dat stammen in het algemeen worden gekenmerkt door vloeiende grenzen, heterogeniteit en dynamiek, en niet parochiaal zijn.
Een deel van de moeilijkheid met de term is dat hij probeert een gemeenschappelijk conceptueel kader te construeren en toe te passen over verschillende culturen en volkeren heen. Verschillende antropologen die verschillende volkeren bestuderen, trekken daarom tegenstrijdige conclusies over de aard, de structuur en de praktijken van stammen. Over de Koerdische volken schreef antropoloog Martin van Bruinessen: “De standaard antropologische termen ‘stam’, ‘clan’ en ‘geslacht’ lijken een keurslijf te zijn dat slecht past bij de sociale realiteit van Koerdistan”.
Er zijn nog meer negatieve connotaties aan de term ‘stam’ die het gebruik ervan hebben beperkt. In 2013 merkte Matthew Ortoleva op dat “net als het woord Indiaan, ribe een woord is dat connotaties heeft van kolonialisme”. Survival International zegt: “Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen inheemse en in stamverband levende volken, omdat inheemse volken een speciale status hebben die erkend wordt in het internationaal recht, en problemen hebben die bovenop de problemen komen van de bredere categorie van inheemse volken.”