De Turf Club is een historische mijlpaal in de muziekwereld van Twin Cities. Je kunt je afvragen hoe deze club in de Midway – het land tussen het centrum van Minneapolis en het centrum van Saint Paul – temidden van porno en pandjeshuizen, slijterijen en Ax Man, überhaupt een naam heeft kunnen behouden. Dit is niet het bruisende nachtleven; geen uitzicht op de rivier, geen wolkenkrabbers, geen paardenkoetsen of antieke brandweerwagens, geen mooie straatverlichting, geen Snoopy.
Maar een deel van de charme van de Turf ligt juist in het feit dat het op zichzelf staat, een buitenbeentje van de rest van de druk moderniserende Twin Cities. Een hop en skip naar een van de vele locaties in Minneapolis is altijd een verleidelijke optie, maar Saint Paul heeft een unieke en tegengestelde esthetiek dan Minneapolis, een die wordt gevangen aan de rand van het centrum, op de Turf. Rijk aan ongepolijste geschiedenis, is dit een rock ‘n’ roll joint die iedereen geeft wat ze verwachten van een Midwest bar: flannels en bier.
Opening in de jaren ’40 als een two-steppin’ country bar, een beetje mellowing door de folk artsy jaren ’60, morphing met de dance wave van de jaren ’70, dan omarmen de grunge van de jaren ’80, de club is als een traktaat over Minnesota muziek. En dit brengt ons bij het andere deel van het succes van de club: zijn consequente toewijding aan lokale en onafhankelijke muziek, iets wat deze stad van tienduizend muzikanten zeker erkent en zelfs genoeg waardeert om loyaal te blijven ten overstaan van een ongunstige locatie. Zozeer zelfs dat de tegenspoed nog meer reden wordt om de verdomde plek te bezoeken.