Vraag: “Wat is de betekenis van de grot van Machpelah?”
Antwoord: De grot van Machpelah, ook wel de Grot van de Patriarchen genoemd, bevindt zich bij de oude stad Hebron in Israël. De grot van Machpelah is de begraafplaats van Abraham en Sara, Izaäk en Rebekka, en Jakob en Lea. Toen Abraham in Kanaän was, kocht hij een begraafplaats voor zijn vrouw, Sarah, na haar dood. Het veld dat hij kocht was van een Hethiet genaamd Ephron. “Dus Efron’s veld in Machpelah bij Mamre – zowel het veld als de grot erin, en alle bomen binnen de grenzen van het veld – werd aan Abraham geschonken als zijn eigendom” (Genesis 23:17-18). Later begroeven Abrahams zonen hem op dezelfde plaats (Genesis 25:9-10), en Jacob en Esau begroeven Izaäk in de grot van Machpelah, volgens zijn instructies. En in Egypte gaf Jakob zijn zonen de plechtige opdracht om hem in Kanaän op het familiebezit te begraven: “Begraaf mij met mijn vaderen in de spelonk in het veld van Efron de Hethiet, de spelonk in het veld van Machpelah, bij Mamre in Kanaän, die Abraham samen met het veld als begraafplaats van Efron de Hethiet had gekocht. Daar werden Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar werden Izaäk en zijn vrouw Rebekka begraven, en daar heb ik Lea begraven. Het veld en de grot daarin waren gekocht van de Hethieten” (Genesis 49:29-32).
De grot van Machpelah is tegenwoordig ontoegankelijk, maar in het gebied boven de grot staat een grote moskee die de Ibrahimi-moskee wordt genoemd of, anders, het Heiligdom van Abraham. De plaats is heilig voor moslims en joden, en beide groepen hebben afzonderlijke, beperkte toegang tot het gebouw.
Voor christenen heeft de grot van Machpelah tegenwoordig geen andere grote betekenis dan historisch belang. Abraham en Izaäk en Jakob en hun vrouwen zijn niet in Machpelah, maar in de hemel in de aanwezigheid van de Here Jezus Christus, de Messias naar wie zij vol geloof en verwachting hebben uitgezien. God is “niet de God van de doden, maar van de levenden” (Marcus 12:27). Het feit dat alle aartsvaders van Israël in Kanaän begraven wilden worden, toont hun geloof in Gods belofte om het land Kanaän aan hun familie te geven. Hun geloof, en niet hun graf, is het meest passende monument voor christenen.