Een langdurige hemolytische stoornis die wordt gekenmerkt door aanhoudende braam-pikilocytose, reticulocytose, trombocytopenie en hoge serumspiegels van ongeconjugeerde bilirubine is beschreven bij tien patiënten, van wie negen alcoholcirrose en één hartcirrose hadden. Zes patiënten met deze aandoening overleden binnen vijf maanden na de herkenning ervan. Als gemakkelijk herkenbaar en constant kenmerk van het syndroom dient de detectie van braamcellen in het bloedfilmpje van een patiënt met cirrose om de aanwezigheid van de aandoening aan te tonen.
Patiënten met leverziekte hadden een verhoogde incidentie in natte preparaten van een andere variëteit van morfologisch abnormale erytrocyten die lijken op acanthocyten (acanthroïden). Van zevenenveertig van 103 patiënten met ernstig alcoholisch leverletsel maakten acanthroïde cellen meer dan 10 procent uit van de cellen in natte preparaten. In natte preparaten van rode bloedcellen van nog eens zesenvijftig patiënten met alcoholische leverschade en vijftien patiënten met niet-alcoholische leverziekte, waren minder dan 10 procent van de cellen acanthroïde. Bij alcoholische patiënten met uitsluitend acanthroïde cellen bleek een afname van het percentage acanthroïde cellen in de tijd samen te hangen met verbetering van de leverfunctie.
In vitro induceerde het serum van patiënten met bramen of acanthroïde cellen acanthroïde transformatie van normale erytrocyten. Omgekeerd herstelde normaal serum de acanthroïde cellen, maar niet de braamcellen, tot een normaal morfologisch uiterlijk. Een serumfactor die op een of andere manier verband houdt met serumalbumine bleek geassocieerd te zijn met acanthroïde transformatie. Een bijkomende factor die in vivo werkt wordt verondersteld noodzakelijk te zijn voor de vorming van braamcellen.