How Do You Distinguish between Religious Fervor and Mental Illness?

In het afgelopen jaar circuleerde er een nieuwsrubriek op het web, waarin werd aangekondigd dat de American Psychological Association had besloten om sterke religieuze overtuigingen te classificeren als geestesziekte. Volgens het artikel concludeerde een vijf jaar durend onderzoek van de APA dat een vroom geloof in een godheid “iemands vermogen om gewetensvolle beslissingen te nemen over zaken van gezond verstand” kan belemmeren. Weigeringen van Jehova’s Getuigen om levensreddende behandelingen, zoals bloedtransfusies, te accepteren, werden als voorbeeld genoemd.

Natuurlijk bleek dit een nepnieuwsbericht te zijn. Maar het trok wel de aandacht van de media en leidde tot verontwaardiging onder de lezers. Fact-checking websites als Snopes moesten erop wijzen dat de column satirisch was.

Voor velen was dit een belachelijke stunt. Maar voor mij, een arts die gespecialiseerd is in de geestelijke gezondheidszorg, is de satire op vele manieren raak. Mijn collega’s en ik behandelen vaak patiënten die lijden aan hallucinaties, profeteren en beweren dat ze met God spreken, naast andere symptomen. In de geestelijke gezondheidszorg is het soms erg moeilijk om religieus geloof te onderscheiden van psychische aandoeningen.

Deel hiervan is dat de classificatie van psychische aandoeningen vaak berust op subjectieve criteria. We kunnen veel geestelijke gezondheidsproblemen niet diagnosticeren met hersenscans of bloedtesten. Onze conclusies komen vaak voort uit het gedrag dat we voor ons zien.

Neem het voorbeeld van een man die de eerste hulp binnenloopt, onsamenhangend mompelend. Hij zegt dat hij stemmen in zijn hoofd hoort, maar houdt vol dat er niets mis met hem is. Hij heeft geen drugs of alcohol gebruikt. Als hij zou worden geëvalueerd door professionals in de geestelijke gezondheidszorg, is de kans groot dat hij wordt gediagnosticeerd met een psychotische stoornis als schizofrenie.

Maar wat als diezelfde man diepgelovig zou zijn? Wat als zijn onbegrijpelijke taal spreken in tongen was? Als hij Jezus tot hem kon horen spreken? Hij zou ook volhouden dat er niets mis met hem is. Hij belijdt tenslotte zijn geloof.

Het zijn niet alleen de dubbelzinnigheden van de diagnoses in de geestelijke gezondheidszorg die dit probleem veroorzaken – het vage karakter van onze definitie van religie maakt de zaak nog ingewikkelder. De Scientology Kerk bijvoorbeeld vocht jarenlang met de Belastingdienst om geclassificeerd te worden als een religieuze organisatie voor liefdadige doeleinden en om in aanmerking te komen voor de belastingvrije status. De Kerk won uiteindelijk deze strijd in 1993, een belangrijke stap op weg naar het worden van een mainstream Amerikaanse religie.

Volgens Going Clear: Scientology, Hollywood, and the Prison of Belief, een boek van de Pulitzer Prize-winnende auteur Lawrence Wright, geloven Scientologen in buitenaardse geesten die menselijke lichamen bewonen. Velen geloven dat ze speciale krachten hebben, zoals telekinese en telepathie.

Dit plaatst professionals in de geestelijke gezondheidszorg in een lastige, culturele spagaat. Moesten professionals in de geestelijke gezondheidszorg vóór 1993 patiënten die deze overtuigingen uitten als psychotisch behandelen?

Na 1993, als gelovige aanhangers?

Dit onderscheid heeft ingrijpende medische en juridische implicaties. In zijn boek Under the Banner of Heaven: A Story of Violent Faith, schreef journalist Jon Krakauer over de zaak Utah v. Lafferty, die ging over de moord op een vrouw en een kind door twee mormoonse fundamentalisten, Ron en Dan Lafferty, in 1984. De afgelopen decennia heeft de kwestie van de geestelijke gezondheid van Ron Lafferty een sleutelrol gespeeld in de zaak, omdat beide partijen hebben gestreden over zijn bekwaamheid om terecht te staan.

De verdediging heeft betoogd dat Ron geestesziek is en daarom niet ter dood moet worden gebracht. In interviews heeft Ron beweerd een profeet te zijn, de stem van Christus te horen en angst geuit voor “een kwade homoseksuele geest die via zijn anus zijn lichaam probeert binnen te dringen”. Psychiatrische deskundigen hebben verklaard dat Ron leek te lijden aan een psychotische ziekte, zoals schizoaffectieve stoornis.

De aanklager heeft geprobeerd zijn bekwaamheid om terecht te staan te handhaven, door zijn bizarre ideeën te relateren aan religieuze praktijken wereldwijd. In de woorden van Dr. Noel Gardner, een psychiater die getuigde voor de aanklager, “de meerderheid van de mensen in ons land geloven in God. De meeste mensen in ons land zeggen dat ze tot God bidden. Het is een gemeenschappelijke ervaring. En hoewel de etiketten die de heer Lafferty gebruikt zeker ongebruikelijk zijn, zijn de gedachtevormen zelf heel gewoon… voor ons allemaal.”

Een column van het lokale nieuws uit 2013 vatte de complexiteit van deze lopende zaak samen: “Waar ligt de grens tussen geloof en waanidee? Tussen kwaadwilligheid en geestesziekte?”

Dat zijn lastige vragen. De praktijken van Scientology en Mormoons fundamentalisme zijn lang niet de enige voorbeelden van deze vaak vage grens tussen religie en geestelijke gezondheidszorg. Vrijwel elke religie kent ongebruikelijke geloofsovertuigingen en rituelen, van het consumeren van het vlees en bloed van Christus in het katholicisme tot het vasten als verzoening voor zonden in het jodendom.

Sommigen gaan zo ver dat ze beweren dat religie eigenlijk een vorm van geestelijke ziekte zou kunnen zijn. In 2006 publiceerde de bioloog Richard Dawkins zijn boek The God Delusion, waarin hij het geloof in God als waanideeën karakteriseert. Dawkins citeert de definitie van een waanidee als “een hardnekkig vals geloof dat wordt vastgehouden in het aangezicht van sterk tegenstrijdig bewijs, in het bijzonder als symptoom van een psychiatrische stoornis.”

Dawkins’ boek is zeer controversieel geweest en heeft geleid tot academische weerlegging, haatmail en zelfs dreigementen om zijn uitgevers in de gevangenis te gooien. Toch zijn er van The God Delusion in 2014 wereldwijd meer dan 3 miljoen exemplaren verkocht.

Als geestelijk verzorger vind ik het niet mijn taak om een oordeel te vellen over de religieuze overtuigingen van patiënten. Het is mijn taak om medisch bewijs te gebruiken om psychische aandoeningen te evalueren en te behandelen, om zo het lijden van mijn patiënten te verlichten. Vandaag de dag hebben we enkele objectieve medische testen om geestesziekten te diagnosticeren, zoals neurosyfilis of B12 tekort. Maar we hebben meer nodig om ons door de moeilijke omstandigheden te loodsen waarin geestelijke gezondheidszorg en religie met elkaar in botsing komen.

Misschien lukt dat op den duur wel. Ik heb er vertrouwen in.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.