Fasen en methoden
Fasen en methoden van het PRECEDE-PROCEED-model
Fase 1 – Sociale beoordeling, participatieve planning en situationele analyse
Gemeenschapsorganisatietheorieën en -principes zijn relevant.
- Gemeenschapsorganisatie: Gemeenschapsgroepen worden geholpen om gemeenschappelijke problemen of doelen te identificeren, middelen te mobiliseren, en strategieën te ontwikkelen en uit te voeren om die doelen te bereiken (Minkler en Wallerstein, 2002).
- Gemeenschapsmobilisatie: Leden van de gemeenschap definiëren behoeften op het gebied van preventie (probleemidentificatie, evaluatie van behoeften, programmaontwerp) en verkrijgen steun voor het gemeenschapsprogramma (Treno en Holder, 1997).
Planners vergroten hun begrip van de gemeenschap met de volgende methoden.
- Sociale evaluatie: De toepassing van objectieve en subjectieve informatiebronnen, bedoeld om het wederzijds begrip van mensen met betrekking tot hun aspiraties voor het algemeen welzijn te vergroten (Green en Kreuter, 2005, p.31).
- Concept Mapping: Een gestructureerde groepsactiviteit waarbij door deelnemers gegenereerde ideeën worden onderworpen aan een kwantitatieve analyse die resulteert in clusterkaarten. Uiteindelijk wordt overeenstemming bereikt over de kaarten die de opvattingen van de deelnemers het beste weerspiegelen.
Fase 2 – Epidemiologische beoordeling, gedragsdeterminanten en milieudeterminanten
Epidemiologische beoordeling
- Stelt de gezondheidsproblemen, -kwesties of -aspiraties vast waarop het programma zich zal richten.
- Ontdekt de gedrags- en milieufactoren die het meest waarschijnlijk van invloed zijn op de geïdentificeerde prioritaire gezondheidskwesties.
- Vertaalt prioriteiten in meetbare doelstellingen voor het te ontwikkelen programma (Green en Kreuter, 2005).
Gedragsdeterminanten
- Gedrag of levensstijl die bijdragen aan het ontstaan en de ernst van een gezondheidsprobleem.
- Het gedrag van anderen die direct invloed kunnen hebben op het gedrag van de individuen die risico lopen.
- Het handelen van beleidsmakers wier beslissingen van invloed zijn op de sociale of fysieke omgeving die van invloed is op de individuen die risico lopen.
Milieudeterminanten
Die sociale en fysieke factoren buiten het individu, vaak buiten zijn of haar persoonlijke controle, die kunnen worden gewijzigd om het gedrag te ondersteunen of het gezondheidsresultaat te beïnvloeden.
In deze fase van het planningsproces van het programma zijn theorieën en principes over het organiseren van de gemeenschap nog steeds relevant, evenals interpersoonlijke en individuele theorieën over gedragsverandering, zoals de sociaal-cognitieve theorie.
Fase 3 – Educatieve en Ecologische Beoordeling
Planners identificeren de volgende factoren die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat gedrags- en omgevingsveranderingen zullen plaatsvinden.
- Predisponerende Factoren: “antecedenten voor gedrag die de beweegreden of motivatie voor het gedrag verschaffen”.
- Reïnforcing Factors: “factoren die op een gedrag volgen en die een voortdurende beloning of stimulans voor het volharden of het herhalen van het gedrag bieden”.
- Inschakelende Factoren: “antecedenten voor gedrags- of omgevingsverandering die het mogelijk maken een motivatie of omgevingsbeleid te realiseren”.
Alle drie niveaus van veranderingstheorieën kunnen nuttig zijn in dit stadium.
- Theorieën op individueel niveau- meest geschikt om predisponerende factoren aan te pakken.
- Theorieën op interpersoonlijk niveau – het meest geschikt voor versterkende factoren; suggereren indirecte communicatiekanalen en -methoden.
- Theorieën op gemeenschapsniveau – het meest geschikt voor ontsluitende factoren; suggereren veranderingen in de omgeving en methoden zoals organisatie aan de basis en belangenbehartiging (Clark en McLeroy, 1995).
Fase 4 – Beoordeling van bestuur en beleid en afstemming van interventies
De planner selecteert de onderdelen van het programma en stemt deze af op de eerder geïdentificeerde prioriteitsdeterminanten van verandering om de middelen, organisatorische barrières en facilitatoren, en beleidsmaatregelen te ontdekken die nodig zijn voor implementatie en duurzaamheid.
De planner moet op macro- en microniveau kijken naar de afstemming tussen de beoordeling van determinanten en de selectie van interventies (Green en Kreuter, 2005, p.196)
- Macroniveau – Houd rekening met de organisatorische en omgevingssystemen die de gewenste uitkomsten kunnen beïnvloeden.
- Microniveau – Richt je op het individu, leeftijdgenoten, familie en anderen die het gezondheidsgedrag van de doelgroep directer kunnen beïnvloeden.
Methodes voor het opbouwen van een alomvattend programma (Simons-Morton, Greene, and Gottlieb, 1995; D’Onofrio, 2001):
- Het koppelen van de ecologische niveaus aan brede programmaonderdelen.
- Het in kaart brengen van specifieke interventies op basis van theorie en eerder onderzoek en praktijk met specifieke predisponerende, in staat stellende en versterkende factoren.
- Het bundelen van eerdere interventies en door de gemeenschap geprefereerde interventies die mogelijk minder bewijs hebben om ze te ondersteunen.
- Patchen van deze interventies om hiaten in de evidence-based best practices op te vullen.
Het in kaart brengen van interventies op basis van predisponerende, versterkende en activerende factoren wordt voornamelijk beïnvloed door theorieën op gemeenschapsniveau.
Fase 5 tot 8 – Implementatie en evaluatie
Er moeten plannen zijn voor het verzamelen van gegevens voor het evalueren van het proces, de impact en het resultaat van het programma.
- Procesevaluatie: bepaalt in hoeverre het programma is geïmplementeerd volgens het protocol.
- Impactevaluatie: beoordeelt de verandering in predisponerende, versterkende en faciliterende factoren, evenals in de gedrags- en omgevingsfactoren.
- Uitkomstevaluatie: bepaalt het effect van het programma op de gezondheid en de kwaliteit van leven indicatoren.