In 1990 werd hij opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame en hij werd als volgt omschreven: “Het is zeldzaam dat je technische uitmuntendheid, superieure artisticiteit en onweerstaanbaar charisma in één artiest vindt. Louis Armstrong had al die kwaliteiten. Als een architect van de jazz en een vocale trendsetter, heeft Louis Armstrong een onuitwisbare stempel gedrukt op de muziek als kunstvorm.”
Armstrong werd geboren in New Orleans op 4 augustus 1901. Zijn moeder was de kleindochter van slaven. Zijn vader was een terpentijnwerker. Zijn ouders scheidden toen Louis 5 jaar oud was en hij woonde bij zijn moeder en grootmoeder in de Third Ward.
Op 12-jarige leeftijd werd hij gearresteerd omdat hij het pistool van zijn stiefvader had afgevuurd om oudejaarsavond te vieren. De jongen verbleef 18 maanden in een jeugdinrichting genaamd het Colored Waifs’ Home. There he learned to play the bugle, then the cornet.
Armstrong became a protégé of New Orleans star Joseph “King” Oliver. He played in Kid Ory’s band and entertained on the riverboat Dixie Bell, before joining Oliver in Chicago in 1922.
After a stint with the Fletcher Henderson orchestra in New York, Armstrong returned to Chicago to record as a leader with two ensembles, the Hot Five and the Hot Seven. Those recordings remain some of the most significant in jazz.
Armstrong went on to become a television and movie personality, to repeatedly tour the world, to perform with white and black entertainers and to record popular tunes and jazz. In januari 1964 steeg zijn versie van “Hello Dolly” naar nummer 1 in de popcharts, waarmee hij de Beatles van die positie verdrong.
Zijn uitbundige, clowneske persoonlijkheid bracht kritiek van sommige zwarte artiesten met zich mee, die hem beschuldigden van “Tomming” en minstrelsy, en vertroebelde soms zijn bekwaamheid als musicus en zijn betekenis als wegbereider.
Schreef Leonard Feather in “The Encyclopedia of Jazz,” “Het is moeilijk, toegegeven, om Armstrongs bijdragen in juist perspectief te zien als de eerste vitale jazzsolist die wereldwijde invloed bereikte als trompettist, zanger, dynamische showbusiness persoonlijkheid en sterke kracht in het stimuleren van de belangstelling voor jazz.”
Toch blijft zijn nalatenschap zich doen gelden, zelfs in de meest huiselijke kledij.
In een blog voor de National Endowment for the Arts zei jazzcriticus Gary Giddins: “(M)my favourite solo is on ‘The Ballad of Davy Crockett.’ Ik bedoel, hij zingt dat lied alsof hij er meer plezier in heeft dan wie ook ter wereld, en om dat te verwerpen mis je volledig het feit van Armstrongs benadering van muziek, namelijk dat hij een extreem genereus man is. Hij is in alle opzichten gul en hij is gul voor de cultuur, en alles wat hij omarmt maakt hij beter, hij maakt deel van zichzelf.”
Giddins bespreekt Armstrongs nederigheid, die voortkwam uit een opperst vertrouwen in zijn eigen kunnen. Hij verliet het Fletcher Henderson orkest in 1925 na een jaar verblijf, mede omdat de leider Louis niet met die krakerige stem wilde horen zingen. Armstrongs opvatting, schrijft Giddins, was dat Henderson een miljoen dollar in de band had en het niet eens doorhad.
De musici om hem heen wisten het wel. Eén manier waarop Armstrong de muziek veranderde, zei trompettist Scotty Barnhart, was dat Hendersons schrijvers begonnen te schrijven zoals Armstrong speelde, met lossere ritmes en een vrijer gevoel.
Barnhart, afkomstig uit Atlanta, is universitair hoofddocent jazzstudies aan de Florida State University en directeur van het Legendary Count Basie Orchestra.
Armstrong, zei hij, “zag vrijheid in zijn muziek op een manier zoals hij die als Amerikaans burger niet kon zien. Hij kon niet stemmen, hij kon op sommige plaatsen de voordeur niet inlopen, maar hij kon zeker iets spelen.”
“MORE: Luister hieronder naar Bo Emerson’s favoriete Louis Armstrong tunes
De onvermoeibare trompettist speelde vaak 300 dates per jaar, en was aan het optreden vlak voor een hartaanval in maart 1971. Hij bleef oefenen nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen, maar overleed in zijn slaap op 6 juli 1971. Tot zijn eredragers behoorden Bing Crosby, Ella Fitzgerald, Dizzy Gillespie, Pearl Bailey, Count Basie, Harry James, Frank Sinatra, Ed Sullivan, Earl Wilson, Alan King, Johnny Carson en David Frost.
Tijdens zijn meer dan 50-jarige carrière als artiest bleef Armstrong een van de meest geliefde beroemdheden van zijn tijd. Zijn opnames blijven doorklinken in de populaire cultuur, zoals blijkt uit de heropleving van zijn hit uit 1967, “What a Wonderful World.” Duke Ellington zei: “He was born poor, died rich and never hurt anybody along the way.”
Door de maand februari zullen we een andere Afro-Amerikaanse pionier in de schijnwerpers zetten in het dagelijkse Living-katern op maandag t/m donderdag en zaterdag, en in het Metro-katern op vrijdag en zondag. Ga naar myAJC.com/black-history-month voor meer exclusieve informatie over mensen, plaatsen en organisaties die de wereld hebben veranderd, en om video’s te bekijken over de Afro-Amerikaanse pionier die hier elke dag aan bod komt.