TRANSPORTATION CODECHAPTER 551. BEDIENING VAN BICYCLES, MOPEDS, EN SPEELVOERTUIGENSUBCHAP A. TOEPASSING VAN HOOFDSTUK§ 551.001. BETROKKEN PERSONEN. Behoudens het bepaalde in subhoofdstuk C is dit hoofdstuk alleen van toepassing op een persoon die een fiets bestuurt op:(1) een autosnelweg; of (2) een pad dat is voorbehouden voor uitsluitend gebruik door fietsen. Acts 1995, 74e Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. Gewijzigd bij Acts 2003, 78e Leg., ch. 1318, § 4, eff. 1 sept. 2003.§ 551.002. BROMFIETS EN ELEKTRISCHE FIETS INBEGREPEN. Een bepaling van deze subtitel die van toepassing is op een fiets is ook van toepassing op:(1) een bromfiets, anders dan een bepaling die vanwege haar aard niet van toepassing kan zijn op een bromfiets; en(2) een elektrische fiets, anders dan een bepaling die vanwege haar aard niet van toepassing kan zijn op een elektrische fiets.Acts 1995, 74th Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. Gewijzigd bij Acts 2001, 77e Leg., ch. 1085, § 9, eff. 1 sept. 2001.SUBCHAPTER B. REGULERING VAN DE WERKING§ 551.101. RECHTEN EN PLICHTEN. (a) Een persoon die een fiets bestuurt, heeft de rechten en plichten die volgens deze subtitel gelden voor een bestuurder die een voertuig bestuurt, tenzij:(1) een bepaling van dit hoofdstuk een recht of plicht wijzigt; of (2) een recht of plicht die geldt voor een bestuurder die een voertuig bestuurt, vanwege zijn aard niet kan gelden voor een persoon die een fiets bestuurt. b) Een ouder van een kind of een voogd van een ondergeschikte mag niet opzettelijk toestaan dat het kind of de ondergeschikte deze subtitel overtreedt.Acts 1995, 74th Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. § 551.102. ALGEMENE BEDIENING. (a) Een persoon die een fiets bedient, mag alleen op of naast een permanent en regelmatig op de fiets bevestigd zadel rijden. (b) Een persoon mag een fiets niet gebruiken om meer personen te vervoeren dan waarvoor de fiets is ontworpen of uitgerust. (c) Een persoon die een fiets bedient, mag de fiets niet gebruiken om een voorwerp te dragen dat hem belet de fiets te bedienen met ten minste één hand aan het stuur van de fiets.(d) Een persoon die een fiets, coaster, slee, of speelgoedvoertuig bestuurt of rolschaatsen gebruikt mag noch de persoon noch de fiets, coaster, slee, speelgoedvoertuig, of rolschaatsen vastmaken aan een tram of voertuig op een rijweg.Acts 1995, 74th Leg, ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. § 551.103. GEBRUIK OP DE RIJWEG. (a) Met uitzondering van het bepaalde in subsectie (b) moet een persoon die een fiets op een rijbaan gebruikt en langzamer rijdt dan het overige verkeer op de rijbaan, zo dicht mogelijk bij de rechter stoeprand of rand van de rijbaan blijven, tenzij:(1) de persoon een ander voertuig passeert dat in dezelfde richting rijdt; (2) de persoon zich opmaakt om links af te slaan op een kruispunt of op een privéweg of oprit;(3) een omstandigheid op of van de rijweg, met inbegrip van een vast of bewegend voorwerp, een geparkeerd of bewegend voertuig, een voetganger, een dier of een gevaar voor het wegdek de persoon verhindert om veilig naast de rechter stoeprand of rand van de rijweg te rijden; of(4) de persoon een fiets bedient op een buitenste rijstrook die: (B) te smal is voor een fiets en een motorvoertuig om veilig naast elkaar te rijden. (b) Een persoon die een fiets bedient op een eenrichtingsweg met twee of meer gemarkeerde rijstroken mag zo dicht mogelijk bij de linker stoeprand of rand van de rijweg rijden. (c) Personen die fietsen op een rijweg mogen twee aan twee naast elkaar rijden. Personen die op een rijbaan met twee naast elkaar rijden, moeten op één rijstrook rijden. Personen die met zijn tweeën naast elkaar rijden, mogen de normale en redelijke doorstroming van het verkeer op de rijbaan niet belemmeren. Personen mogen niet meer dan twee aan twee rijden, tenzij zij op een gedeelte van de rijbaan rijden dat is gereserveerd voor uitsluitend fietsverkeer.(d) Ingetrokken bij Acts 2001, 77th Leg., ch. 1085, § 13, eff. Acts 1995, 74e Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. Gewijzigd bij Acts 2001, 77e Leg., ch. 1085, § 10, 13, eff. 1 sept. 2001.§ 551.104. VEILIGHEIDSUITRUSTING. (a) Het is verboden een fiets te besturen, tenzij de fiets is uitgerust met een rem die een geremd wiel op een droog, vlak en schoon wegdek kan doen slippen. (b) Het is verboden 's nachts een fiets te besturen, tenzij de fiets is uitgerust met:(1) een lamp aan de voorzijde van de fiets die een wit licht uitstraalt dat zichtbaar is vanaf een afstand van ten minste 500 voet vóór de fiets; en(2) aan de achterzijde van de fiets: (A) een rode reflector die: (i) van een type dat door het departement is goedgekeurd; en (ii) zichtbaar is wanneer hij zich recht voor de wettige bovenbundels van koplichten van motorvoertuigen bevindt op alle afstanden tussen 50 en 300 voet achter de fiets; of(B) een lamp die een rood licht uitstraalt dat zichtbaar is vanaf een afstand van 500 voet achter de fiets.Acts 1995, 74th Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. Gewijzigd bij Acts 2001, 77e Leg., ch. 1085, § 11, eff. 1 sept. 2001.§ 551.105. COMPETITIEF RACEN. (a) In deze afdeling wordt onder "fiets" verstaan een door menselijke kracht aangedreven niet-gemotoriseerd voertuig. (b) Een sponsororganisatie mag een competitieve wielerwedstrijd alleen op de openbare weg houden met toestemming van de bevoegde plaatselijke ordehandhavers. (c) De plaatselijke ordehandhavers en de sponsororganisatie kunnen veiligheidsvoorschriften overeenkomen voor het verkeer van fietsen tijdens een competitieve wedstrijd of tijdens de training voor een competitieve wedstrijd, met inbegrip van de toestemming voor fietsers om naast elkaar te rijden.Acts 1995, 74th Leg., ch. 165, § 1, eff. 1 sept. 1995. § 551.106. REGULERING VAN ELEKTRISCHE FIETSEN. (a) Het departement of een plaatselijke overheid mag het gebruik van een elektrische fiets op een weg die hoofdzakelijk door motorvoertuigen wordt gebruikt, niet verbieden. Het departement of een plaatselijke overheid mag het gebruik van een elektrische fiets verbieden op een weg die hoofdzakelijk door voetgangers wordt gebruikt. (b) Het departement stelt regels op voor de toepassing van deze sectie. Toegevoegd bij Acts 2001, 77th Leg., ch. 1085, § 12, eff. Sept. 1, 2001. SUBCHAPTER C. ELECTRIC PERSONAL ASSISTIVE MOBILITY DEVICES§ 551.201. DEFINITIE. In dit subhoofdstuk wordt onder "elektrisch mobiliteitshulpmiddel" verstaan een apparaat met twee niet-tandem wielen dat is ontworpen voor het vervoer van één persoon en dat:(1) zelfbalancerend is; en (2) wordt aangedreven door een elektrisch aandrijfsysteem met een gemiddeld vermogen van 750 watt of één paardenkracht.Toegevoegd bij Acts 2003, 78th Leg., ch. 1318, § 5, eff. 1 sept. 2003. § 551.202. GEBRUIK OP DE OPENBARE WEG. (a) Een persoon mag een elektrisch mobiliteitshulpmiddel alleen gebruiken op een woonstraat, rijweg of openbare weg met een snelheidslimiet van 30 mijl per uur of minder:(1) bij het rechtstreeks oversteken van een snelweg op een gemarkeerd of ongemarkeerd zebrapad;(2) wanneer er geen voetpad beschikbaar is; of (3) wanneer dit wordt aangegeven door een verkeersregelaar of een wetshandhaver. (b) Een persoon mag een elektrisch mobiliteitshulpmiddel gebruiken op een pad dat is gereserveerd voor uitsluitend gebruik door fietsen.(c) Een persoon die een elektrisch persoonlijk mobiliteitshulpmiddel gebruikt op een woonstraat, rijweg of openbare weg moet zo dicht mogelijk bij de rechterrand rijden. (d) Tenzij anders bepaald in dit artikel zijn de bepalingen van deze titel die van toepassing zijn op het gebruik van fietsen van toepassing op het gebruik van elektrische persoonlijke mobiliteitshulpmiddelen.Toegevoegd door Acts 2003, 78th Leg, ch. 1318, § 5, eff. 1 sept. 2003. § 551.203. BIJKANTOREN. Een persoon mag een elektrisch persoonlijk mobiliteitshulpmiddel gebruiken op een voetpad. Toegevoegd door Acts 2003, 78th Leg., ch. 1318, § 5, eff. 1 sept. 2003. SUBCHAPTER D. NEIGHBORHOOD ELECTRIC VEHICLES§ 551.301. DEFINITIES. Tekst van afdeling zoals gewijzigd bij Wetten 2005, 79e wet, ch. 281, § 2.86In dit subhoofdstuk: (1) "elektrisch voertuig uit de buurt": een voertuig dat valt onder Federal Motor Vehicle Safety Standard 500 (49 C.F.R. Section 571.500). (2) "scooter met motorondersteuning": (A) betekent een zelfrijdend apparaat met: (i) ten minste twee wielen die tijdens het gebruik in contact zijn met de grond; (ii) een remsysteem dat in staat is het apparaat onder normale bedrijfsomstandigheden tot stilstand te brengen; (iii) een gas- of elektromotor van maximaal 40 kubieke centimeter; (iv) een dek dat ontworpen is om een persoon in staat te stellen te staan of te zitten terwijl hij het apparaat bedient; en(v) de mogelijkheid om uitsluitend door menselijke kracht te worden voortbewogen; en (B) omvat geen pocketbike of minimotorfiets. (3) "pocketbike of minibrommer": een zelfaangedreven voertuig dat is uitgerust met een elektrische motor of een verbrandingsmotor met een zuigerverplaatsing van minder dan 50 kubieke centimeter, is ontworpen om zichzelf voort te bewegen met niet meer dan twee wielen in contact met de grond, is voorzien van een zitje of zadel voor gebruik door de bestuurder, niet is ontworpen voor gebruik op een autosnelweg, en niet in aanmerking komt voor een certificaat van eigendomstitel krachtens hoofdstuk 501. De term omvat niet: (A) een bromfiets of motorfiets; (B) een elektrische fiets of motoraangedreven fiets, zoals gedefinieerd in Sectie 541.201; (C) een gemotoriseerd mobiliteitshulpmiddel, zoals gedefinieerd in Sectie 542.009; (D) een elektrisch persoonlijk mobiliteitshulpmiddel, zoals gedefinieerd in Sectie 551.201; of (E) een elektrisch voertuig voor buurtgebruik. Toegevoegd bij Acts 2003, 78th Leg., ch. 1320, § 7, eff. 1 sept. 2003; Handelingen 2003, 78e Leg., ch. 1325, § 19.07, eff. 1 sept. 2003. Gewijzigd bij Acts 2005, 79e Leg., ch. 281, § 2.86, eff. Voor de tekst van de afdeling zoals gewijzigd bij de wetten 2005, 79e Leg., ch. 1242, § 2, zie § 551.301, post.§ 551.301. DEFINITIE. Tekst van afdeling zoals gewijzigd bij Handelingen 2005, 79e Leg., ch. 1242, § 2In dit subhoofdstuk wordt onder "elektrisch buurtvoertuig" verstaan een voertuig dat valt onder Federal Motor Vehicle Safety Standard 500 (49 C.F.R. Section 571.500).Toegevoegd bij Handelingen 2003, 78e Leg., ch. 1320, § 7, eff. 1 sept. 2003; Handelingen 2003, 78e Leg., ch. 1325, § 19.07, eff. 1 sept. 2003. Gewijzigd bij Acts 2005, 79e Leg., ch. 1242, § 2, eff. Voor de tekst van de sectie zoals gewijzigd door de wetten 2005, 79ste Leg., ch. 281, § 2.86, zie § 551.301, ante.§ 551.302. REGISTRATIE. Het ministerie van Verkeer van Texas kan regels vaststellen voor de registratie en de afgifte van kentekenplaten aan elektrische voertuigen uit de buurt.Toegevoegd door Acts 2003, 78th Leg., ch. 1320, § 7, eff. 1 sept. 2003. § 551.303. GEBRUIK OP DE OPENBARE WEG. (a) Een elektrisch voertuig uit de buurt mag alleen worden gebruikt op een straat of snelweg waarvoor een maximumsnelheid van 35 mijl per uur of minder geldt. Een elektrisch buurvoertuig mag een weg of een straat oversteken op een kruispunt waar op de weg of de straat een snelheidslimiet van meer dan 35 mijl per uur is aangegeven. (b) Een provincie of gemeente kan het gebruik van een elektrisch buurvoertuig op een straat of snelweg verbieden indien het bestuursorgaan van de provincie of gemeente bepaalt dat dit verbod in het belang van de veiligheid noodzakelijk is. (c) Het Texas Department of Transportation kan het gebruik van een elektrisch buurvoertuig op een snelweg verbieden indien dat departement bepaalt dat dit verbod in het belang van de veiligheid noodzakelijk is.Toegevoegd door Acts 2003, 78th Leg, ch. 1320, § 7, eff. 1 sept. 2003. § 551.304. TOEPASSING VAN SUBHOOFDSTUK OP POCKET BIKE OF MINIMOTORFIETS. Dit hoofdstukonderdeel mag niet zodanig worden uitgelegd dat het gebruik van een pocketbike of een minimotorfiets is toegestaan op:(1) een snelweg, weg of straat; (2) een pad dat is voorbehouden voor uitsluitend gebruik door fietsen; of (3) een trottoir. Toegevoegd door Acts 2005, 79th Leg., ch. 281, § 2.87, eff. 14 juni 2005. SUBCHAPTER E. MOTOR-ASSISTED SCOOTERS§ 551.351. DEFINITIE. In dit subhoofdstuk wordt onder "scooter met hulpmotor" verstaan een zelfaangedreven apparaat met:(1) ten minste twee wielen die tijdens het gebruik in contact zijn met de grond; (2) een remsysteem dat in staat is het apparaat onder normale bedrijfsomstandigheden tot stilstand te brengen;(3) een gas- of elektromotor met een cilinderinhoud van maximaal 40 cm; (4) een dek ontworpen om een persoon in staat te stellen te staan of te zitten terwijl het apparaat wordt bediend; en(5) de mogelijkheid om uitsluitend door menselijke kracht te worden voortbewogen. Toegevoegd bij Acts 2005, 79th Leg., ch. 1242, § 3, eff. 18 juni 2005. § 551.352. GEBRUIK OP WEGEN OF TROTTOIRS. (a) Een scooter met hulpmotor mag alleen worden gebruikt op een straat of snelweg waarvoor een maximumsnelheid van 35 mijl per uur of minder is vastgesteld. (b) A motor-assisted scooter may prohibit the operation of a motor-assisted scooter on a street, highway, or sidewalk if the governing body of the county or municipality determines that the prohibition is necessary in the interest of safety.(c) Het departement kan het gebruik van een scooter met motorondersteuning op een autosnelweg verbieden als het bepaalt dat het verbod nodig is in het belang van de veiligheid. (d) Een persoon mag een scooter met motorondersteuning besturen op een pad dat is voorbehouden voor uitsluitend fietsen of op een voetpad. Tenzij in deze afdeling anders is bepaald, is een bepaling van deze titel die geldt voor het besturen van een fiets, van toepassing op het besturen van een scooter met hulpmotor.(e) Een bepaling van deze titel die geldt voor een motorvoertuig, is niet van toepassing op een scooter met hulpmotor. Toegevoegd bij Acts 2005, 79th Leg., ch. 1242, § 3, eff. 18 juni 2005.